Hoe ben ik hier ook alweer beland? O ja, het is een romantisch idee: op een Caribisch strand, slapen in een hangmat. Hoewel ik uit ervaring weet dat ik niet op mijn rug kan slapen ben ik toch voor dit idee gezwicht.
En hier lig ik dan, midden in de nacht, aan het proberen een houding aan te nemen die me wel in slaap doet vallen. Mijn rug voelt stijf en door het ruwe katoen heen trekt het koud op. Ik probeer dieper in de lakenzak te kruipen en het dekentje om me heen te draaien. Mijn hoofd gaat van links naar rechts, op zoek naar ondersteuning en ik probeer mijn heup tegen beter weten in, in een zijligging te draaien.
Ik denk aan die ene keer, toen het wel lukte een middagdutje te doen in zo'n mat, toen Joep door een spelende hond door de stof heen in zijn kont gebeten werd. Daar zijn konten als zwaartepunt in hangmatten trouwens wel vaker de dupe van. Die van Joep dan. In een hangmat in Bolivia zag een toekan er een lekker hapje in. Er zit toch geen kreeft onder mijn mat?
Tijdens al dit gedraai lukt het toch om weer in slaap te vallen. Als ik weer wakker word staat de zon al aan de hemel te branden. Het is niet meer koud. Ik draai mijn stijve lichaam uit de hangmat, rek me uit en loop naar de receptie om te vragen of er voor de volgende nacht een bed vrij is. Met nog een nacht in een bus en een nacht in een vliegtuig voor de boeg, lijkt me een nacht in een bed geen slecht idee.
zondag 26 februari 2012
Carnaval in Barranquilla
Met dit verhaal komen de twee zaterdagavond terug van het op één na grootste carnavalsfeest van Zuid-Amerika. Ze vertellen ook nog dat ze twee keer de welbekende spuitbustruc hebben zien uitvoeren. De één spuit bij het slachtoffer schuim in het gezicht uit een spuitbus die speciaal voor het carnavalsfeest verkocht wordt, terwijl de ander in de tijd dat het slachtoffer het goedje uit zijn ogen aan het vegen is hem berooft. Het gevolg van deze gebeurtenissen was dat Guy en Carolein zich niet meer op hun gemak voelden en telkens op hun hoede waren. 'We gaan dus niet meer met z'n tweeën,' leggen ze uit, 'maar we willen op zich nog wel een keer gaan,' zegt Guy. 'Ja, en als we nog een keer willen gaan dan is morgen nog de beste dag, hebben we ons laten vertellen,' valt Carolein hem bij.
En zo komt het dat we de volgende dag om zeven uur met de twee carnavalvierders op weg zijn naar Barranquilla. Want dat was ook nog een voorwaarde: we moesten op tijd vertrekken, om genoeg tijd te hebben om een plekje op de tribune te kunnen bemachtigen. Daar zal het veiliger zijn en hoeven we minder angstig om ons heen te kijken. En zo komt het ook dat we van half elf tot half twee, op de voorste rij in de schaduw weliswaar, wachten op de grootse parade. En het mag gezegd, het is een mooie parade met verschillende, voornamelijk dansgroepen, die zich in een bepaald thema uitgedost hebben en hun bewegingskunsten tonen. Ook al herhalen de thema's zich, het blijft mooi om naar te kijken. Veel deelnemers weten het publiek te enthousiasmeren.
Bij mooi en vermakelijk blijft het echter. Het zindert niet. Niet zoals ik dat ken uit het Limburgse carnaval, waar je moeite moet doen om niet in het feestgedruis terecht te komen, waar je ook in de buitenwijken van de stad niet om het feest heen kunt en waar je opvalt als je niet verkleed over straat gaat. Op de momenten dat er gaten vallen in de optocht besmeuren de enthousiastelingen in het publiek elkaar met meel en schuim. Ook wij worden er, eerst voorzichtig aftastend en daarna vol door onze Colombiaanse buren bij betrokken, met als begeleidende tekst: 'ha ha, nóg witter!' Als we een paar straten verderop, helemaal onder het meel, terug naar de bus lopen, wordt er toch wat vreemd naar ons gekeken. De volgende keer zullen we proberen op tijd een slaaplek in de stad zelf te bemachtigen om zo ook het nachtelijke feest mee te kunnen maken. Dat schijnt bruisender te zijn.
zaterdag 25 februari 2012
Post
'Wie kan ik helpen? Post versturen? Een moment alstublieft.' We wachten nog een paar minuten op de dame van de andere balie, de postbalie. We hebben twee enveloppen en een ansichtkaart te versturen. Voor de zekerheid weegt ze de ene envelop en dan ook nog de andere. Beide enveloppen blijken binnen de marge van de eerste tariefgroep te vallen. Ze haalt drie doorzichtige zakjes met postzegels, elk met een verschillende waarde, onder de balie vandaan en begint driftig te tellen. Vier van 500, één van 1600 en één van 3000. Ze legt ze bij de ene envelop. '6600 pesos per stuk,' zegt ze. 'Pardon?' zeg ik net iets luider dan bedoeld als ik heb uitgerekend dat dit neerkomt op zo'n drie euro per stuk. Waar denkt ze dat Holanda ligt? Overzees ja, dat wel, maar niet op een andere planeet.
Zuinig als we zijn met ons krappe backpackers-budget, besluiten we de ansichtkaart in één van de enveloppen te stoppen die toch ongeveer dezelfde kant op moet. Die komt vanzelf terecht. Bovendien, hoe kunnen we de zes postzegels op één kaart plakken? De dame snijdt behulpzaam en zorgvuldig de ene envelop open en we plakken hem weer dicht met plakband. Als we bezig zijn de enveloppen met de twaalf postzegels te beplakken, verschijnt er een tweede dame achter de balie. Ze vraagt ons om een identiteitsbewijs, omdat ze daar een kopie van nodig heeft en ondertussen legt ze een formulier onder mijn neus. Omdat we onze paspoorten niet bij ons hebben schuif ik haar mijn studentenkaart van vijf jaar geleden toe en als ze concludeert dat daar een foto, een naam en een nummer op staan is het goed.
Onder het formulier ligt nog zo'n zelfde formulier met daar tussenin een handig doordrukvel. Toch moet ik er twee invullen, één voor iedere envelop met een kopie voor de plaatselijke administratie. Tijdens het invullen zie ik dat er een inktkussen tevoorschijn wordt gehaald waar, naar ik aanneem, de stempel in gedoopt zal worden. Ik heb het mis. Er is namelijk nog een vakje vrij op het formulier. Ik doop mijn vinger vier keer in de inkt en zet gehoorzaam de gevraagde vingerafdrukken.
Bij iedere envelop wordt naast het formulier een kopie van mijn zogenaamde identiteitsbewijs gevoegd. We begrijpen nu de kosten die aan dit proces verbonden zijn en vragen ons hardop af hoe lang deze poststukken onderweg zullen zijn. Wie weet hoeveel commissies van wijze ambtenaren onze verdachte enveloppen moeten passeren. Ik kan inmiddels alleen maar concluderen dat een aangifte bij de Colombiaanse politie een stuk sneller en gemakkelijker afgehandeld wordt dan het versturen van een brief in hetzelfde land.
Zuinig als we zijn met ons krappe backpackers-budget, besluiten we de ansichtkaart in één van de enveloppen te stoppen die toch ongeveer dezelfde kant op moet. Die komt vanzelf terecht. Bovendien, hoe kunnen we de zes postzegels op één kaart plakken? De dame snijdt behulpzaam en zorgvuldig de ene envelop open en we plakken hem weer dicht met plakband. Als we bezig zijn de enveloppen met de twaalf postzegels te beplakken, verschijnt er een tweede dame achter de balie. Ze vraagt ons om een identiteitsbewijs, omdat ze daar een kopie van nodig heeft en ondertussen legt ze een formulier onder mijn neus. Omdat we onze paspoorten niet bij ons hebben schuif ik haar mijn studentenkaart van vijf jaar geleden toe en als ze concludeert dat daar een foto, een naam en een nummer op staan is het goed.
Onder het formulier ligt nog zo'n zelfde formulier met daar tussenin een handig doordrukvel. Toch moet ik er twee invullen, één voor iedere envelop met een kopie voor de plaatselijke administratie. Tijdens het invullen zie ik dat er een inktkussen tevoorschijn wordt gehaald waar, naar ik aanneem, de stempel in gedoopt zal worden. Ik heb het mis. Er is namelijk nog een vakje vrij op het formulier. Ik doop mijn vinger vier keer in de inkt en zet gehoorzaam de gevraagde vingerafdrukken.
Bij iedere envelop wordt naast het formulier een kopie van mijn zogenaamde identiteitsbewijs gevoegd. We begrijpen nu de kosten die aan dit proces verbonden zijn en vragen ons hardop af hoe lang deze poststukken onderweg zullen zijn. Wie weet hoeveel commissies van wijze ambtenaren onze verdachte enveloppen moeten passeren. Ik kan inmiddels alleen maar concluderen dat een aangifte bij de Colombiaanse politie een stuk sneller en gemakkelijker afgehandeld wordt dan het versturen van een brief in hetzelfde land.
Labels:
Colombia,
Latijns-Amerika,
Medellín,
post,
Zuid-Amerika
Locatie:
Medellín, Antioquia, Colombia
donderdag 16 februari 2012
Starende ogen
Hier in Zuid-Amerika zijn de kinderen niet andere en daarom is Joep vaak het middelpunt van starende ogen en wijzende vingertjes. Voorbijkomende schoolklassen, ouders met kinderen, Joep trekt de aandacht. Maar niet alleen de kinderen. Ook de juffen, moeders en bejaarden op bankjes kijken vaak net iets te lang met hun mond net iets te ver open in Joep's richting. Oudere vrouwen giechelen er vaak bij.
Niet alleen Joep is exotisch. Ook ik ben een paar keer gevraagd met een groepje Zuid-Amerikaanse toeristen op de foto te gaan. Zo verander je bij een toeristische attractie zelf in een bezienswaardigheid. Vooral in de Andes wordt er veel gestaard naar deze blanke exotische wezens met haar op plekken waar het niet hoort en met een gebrek aan haar op plekken waar het wel hoort. Onbeschaamd, open en eerlijk.
Labels:
Bolivia,
Colombia,
contrast,
cultuur,
Ecuador,
Latijns-Amerika,
Zuid-Amerika
Locatie:
Zuid-Amerika
woensdag 15 februari 2012
Hostelworld
Een bekend gevolg van reizen is niet thuis zijn. En een half jaar niet thuis zijn in best wel lang. Sommige hostels proberen hierop in te spelen met keukens, decoratie, huiskamers met flatscreens en terrassen met hangmatten. Minder hostels lukt het daadwerkelijk deze "homey" sfeer, zoals de reisgids Lonely Planet het noemt, te creëren.
Huiselijkheid is een lastig, want subjectief begrip. Zoveel reizigers zoveel verschillen. Voor iemand die in een studentenhuis woont is het wachten op je beurt voor de badkamer of de keuken gebruikelijk. Het met z'n allen eens worden over de film die we vanavond zullen kijken, in het donker je pyama, je tandenborstel en je bed vinden, snurkende kamergenoten, gebrek aan verwarming, een keuken met oven zonder ovenschaal, elke twee dagen opnieuw vertellen waar je vandaan komt en wat je doet hoort bij een hostel, maar voelt niet als thuis.
Ons hostel in Quito was een goed voorbeeld van een huiselijk hostel. Een fijne en schone badkamer, een goed uitgeruste keuken, een woonkamer met een ruime eettafel, zithoek met dvd-collectie, dekentjes, servieskast, boekenplanken voor het uitwisselen van leesvoer en vooral niet te veel bemoeienis van de eigenaren en het personeel, die wel de gevraagde informatie geven.
In het hostel in Salento, Colombia daarentegen, de 59e plek waar we deze reis overnachten, heeft de vrouw des huizes het niet helemaal begrepen. De enige ruimte die we naast het mager uitgeruste keukentje en de badkamer tot onze beschikking hebben is de veranda. Daar staat een ronde tafel tegen de muur en stoeltjes met plastic bekleding. In een hoek staat een bank. Heerlijk om na een lange wandeling een boek te lezen, ware het niet dat mevrouw zelf er 16 uur per dag op vertoeft. Vanuit die donkere hoek priemen haar ogen in mijn lichaam. Als ik vanuit de tafel van dit boek opkijk wordt dit gevoel bevestigd. Af en toe verschijnt er een nepglimlach op haar gezicht en vraagt ze iets. 'Wat gaan jullie vandaag doen?' Om aan het eind van de dag te vragen wat we die dag gedaan hebben.
Op dít soort momenten verlang ik naar ons huis. Wat is het heerlijk om de gordijnen dicht te trekken en te doen waar ik zin in heb zonder commentaar van the Godmother en zonder de altijd aanwezige ogen van Big Brother.
Huiselijkheid is een lastig, want subjectief begrip. Zoveel reizigers zoveel verschillen. Voor iemand die in een studentenhuis woont is het wachten op je beurt voor de badkamer of de keuken gebruikelijk. Het met z'n allen eens worden over de film die we vanavond zullen kijken, in het donker je pyama, je tandenborstel en je bed vinden, snurkende kamergenoten, gebrek aan verwarming, een keuken met oven zonder ovenschaal, elke twee dagen opnieuw vertellen waar je vandaan komt en wat je doet hoort bij een hostel, maar voelt niet als thuis.
Ons hostel in Quito was een goed voorbeeld van een huiselijk hostel. Een fijne en schone badkamer, een goed uitgeruste keuken, een woonkamer met een ruime eettafel, zithoek met dvd-collectie, dekentjes, servieskast, boekenplanken voor het uitwisselen van leesvoer en vooral niet te veel bemoeienis van de eigenaren en het personeel, die wel de gevraagde informatie geven.
In het hostel in Salento, Colombia daarentegen, de 59e plek waar we deze reis overnachten, heeft de vrouw des huizes het niet helemaal begrepen. De enige ruimte die we naast het mager uitgeruste keukentje en de badkamer tot onze beschikking hebben is de veranda. Daar staat een ronde tafel tegen de muur en stoeltjes met plastic bekleding. In een hoek staat een bank. Heerlijk om na een lange wandeling een boek te lezen, ware het niet dat mevrouw zelf er 16 uur per dag op vertoeft. Vanuit die donkere hoek priemen haar ogen in mijn lichaam. Als ik vanuit de tafel van dit boek opkijk wordt dit gevoel bevestigd. Af en toe verschijnt er een nepglimlach op haar gezicht en vraagt ze iets. 'Wat gaan jullie vandaag doen?' Om aan het eind van de dag te vragen wat we die dag gedaan hebben.
Op dít soort momenten verlang ik naar ons huis. Wat is het heerlijk om de gordijnen dicht te trekken en te doen waar ik zin in heb zonder commentaar van the Godmother en zonder de altijd aanwezige ogen van Big Brother.
Labels:
Colombia,
Ecuador,
hostel,
Latijns-Amerika,
Zuid-Amerika
Locatie:
Colombia
zondag 12 februari 2012
Op het bureau
'Ik studeer.'
'Wat?'
'Ik studeer Latijns-Amerikaanse literatuur.'
Ineens gaat de zon schijnen in het kille en frisse kantoor. Zijn gezicht klaart op en met een twinkeling in zijn ogen zegt hij: 'ik heb ook filosofie gestudeerd. Wij bestuderen de Europese literatuur en jullie de onze.' Hij lacht en ik laat hem daarom maar in de waan.
'En hij?' De chef verplaatst zijn aandacht naar Joep. 'Studeert hij ook literatuur?' 'Nee, hij is HR-adviseur bij een groot bedrijf.' Zijn gezicht betrekt weer en hij gaat verder met het irrelevante vragenvuur. 'Wat is de basis van de Nederlandse economie? Wat bedraagt een minimum maandsalaris? Wat zijn de buurlanden? Is het er heel warm?' Als hij merkt dat zijn agent geografisch beter onderlegd is en meer kennis heeft van de wereldeconomie, de situatie in Europa en het Nederlandse drugsbeleid dan gedacht, neemt hij afscheid.
Wij gaan met de agent verder met de aangifte die met de feiten die we hem geven zijn eigen verhaal vormt. De aangifte komt uit de printer rollen, hij haalt het doordruk papier tussen de vellen uit en scheurt de randjes van het papier. Als hij me het resultaat voorlegt blijkt dat mijn achternaam Hubertina is en onder andere mijn "iPhone Toucht" gestolen is. Ik ben allang blij dat de aangifte zo vlot geregeld is en zet graag mijn handtekening op het papier. De vormfouten neem ik voor lief.
Labels:
aangifte,
beroving,
Colombia,
Ecuador,
Latijns-Amerika,
politie,
Zuid-Amerika
Locatie:
Ipiales, Nariño, Colombia
maandag 6 februari 2012
Surfen

Aan dit surfavontuur ging een theorieles vooraf. Eigenlijk was het een warming-up bestaande uit een paar rondjes op het strand en de ledematen losdraaien en droog oefenen. Één, lichaam omhoog duwen; twee, de ene voet op de plank; drie, de andere voet op de plank leek in het zand nog wel te doen. Ook droog peddelen is lang niet zo zwaar.
Daar lig ik dan, in de branding. Ik kijk achterom en daar komt Timo, vrolijk en geconcentreerd staand op zijn board, mijn kant op. Berenice besluit niet op het zetje van de instructeur te wachten en pakt zomaar haar eigen golf. Mijn armen willen na anderhalf uur peddelen en stap één echt niet meer. Had ik maar wat beter mijn best gedaan toen er nog wat kracht in mijn armen zat. Toen stond ik bijna. Echt waar! Bovendien krijg ik het niet eens voor elkaar op de plank te blijven liggen. Aan de ene kant klim ik erop en aan de andere kant kukel ik er weer af. En ja, ik weer het, er loopt een streep midden over het board, maar blijkbaar heb ik het midden van mijn lichaam nog niet gevonden, of ben ik gewoon niet symmetrisch. En wie maakt er dan ook een rits over het midden van de áchterkant van het wetsuit? Zo kan ik toch nooit mijn midden vinden.
De tegenzin om opnieuw naar de instructeur te peddelen wordt steeds groter. Een typisch gebronsde surfdude met bijbehorende wilde manen had het vast gemakkelijker gemaakt. Maar nee hoor, ik mag me met mijn plank begeven naar één van de chagrijnige instructeurs, die, oké, hoe kan het ook anders, gespierd zijn, maar geen van allen groter zijn dan 1.60, waardoor ik me al helemaal een zeekoe voel.
Tot mijn grote verbazing zie ik tijdens mijn laatste weinig succesvolle poging Berenice en Timo hun board naar het strand dragen. Zij zijn moe en houden de les voor gezien. Een klein gevoel van opluchting maakt zich van mij meester. Dat blijft echter onopgemerkt door de instructeur. 'Of wil je nog verder met de les?' vraagt hij. 'Nou nee, dank je.'
De rest van de middag brengen de dames op het strand door terwijl Timo en Joep nog een paar verwoede pogingen doen in het water. Zonder zetje van de instructeur blijkt het toch wat lastiger. Desondanks staan ze ieder één keer op hun board en voelen ze zich ware surfers.
Labels:
Huanchaco,
Latijns-Amerika,
Peru,
strand,
surfen,
surfles,
zee,
Zuid-Amerika
Locatie:
Huanchaco, Peru
donderdag 26 januari 2012
De strandjutter

Na een tijdje komt hij weer op zijn inmiddels omgewaaide handdoek zitten en laat zijn verzameling zeer zeldzame schelpen en prachtexemplaren van stenen zien. Hij ligt even op zijn rug, gaat weer zitten, kijkt naar de pelikanen, lacht om hoe een zorgvuldig gemaakt zandkasteel met slotgracht wegspoelt door het aankomende hoogtij, merkt op dat er een aangespoelde vis spartelt op het zand en zegt dan, 'ik ga nog heel even naar het water'. Als hij terugkomt zegt hij met pretoogjes: 'ik heb hem gered'. Deze strandjutter is mijn lieve reisgenoot.
Labels:
Huanchaco,
Latijns-Amerika,
Peru,
strand,
strandjutter,
zee,
Zuid-Amerika
Locatie:
Huanchaco, Peru
woensdag 25 januari 2012
Inca Jungle Trail

De eerste dag gaan we met een busje naar boven, het hoogste punt van de tocht, om daarna met een mountainbike twee uur af te dalen. Op de top en aan de andere kant van de berg valt de regen met bakken uit de hemel en het is er mistig. Op een bepaald punt lijken de chauffeur en de gids het erover eens te zijn en en stappen we op onze fietsen om het avontuur te beginnen. Berni voorop is niet tempovast. Soms denk ík zelfs dat het sneller kan en dan schiet hij er weer vandoor. Hij kijkt achterom om te zien of we hem nog volgen, maar dat is hij later ook vergeten. Zo raken we Timo en Berenice bijna kwijt, omdat de ketting van Berenice´ fiets eraf vliegt wanneer ze probeert te redden wat er te redden valt als ze midden in een rivier tot stilstand dreigt te komen. Onze fietsen zijn duidelijk niet gemaakt om te trappen, alleen om af te dalen. Joep haalt Berni in om hem te laten weten dat we er twee missen en draait zijn loszittend voorwiel even vast. Als de twee weer bij ons zijn gaan we verder. Beneden aan de berg zijn we zeiknat van de regen en van de rivieren waar we doorheen moesten fietsen. We keren onze bergschoenen om en wringen onze kleren uit.
De tweede dag gaat de tocht door de jungle echt van start. Berni vertelt honderduit over het landschap, de flora en fauna en de historie en vraagt een dollar per vraag. Dat laatste is natuurlijk een grap. Zo trekken we bergop, bergaf midden door de jungle, eten we fruit uit de bomen en pikken we een heus stuk Incatrail mee. Ook nu is Berni´s tempo variërend. Het ene moment moet Berenice bergop even afstand nemen om niet achterover te vallen. Het andere moment moeten we drie andere grote groepen inhalen, al springend over rotsen, omdat hij niet wil wachten op de anderen bij het oversteken van de rivier. Er kunnen namelijk maar twee mensen tegelijk in het karretje, dat door mensenkracht over een kabel getrokken wordt. Berni lijkt niet ontevreden als we de tweede groep zijn die de oversteek waagt.
De derde dag beginnen we met de zip-line. Dat hebben we de vorige avond na lang beraad besloten. Het betekent dat we die ochtend niet in alle vroegte op hoeven te staan en niet hoeven te lopen en Berni raadt ons dit dan ook ten strengste aan. Timo zegt dat hij gaat en trekt ons daarmee over de streep. Berni vergeet ons te vertellen dat we de 150 meter boven het dal natuurlijk wel te voet mogen afleggen, maar goed, dat geldt dan ook niet voor hem. Hij blijft beneden.
Tijdens het klimmen klopt mijn hart in mijn keel. Niet alleen vanwege de fysieke inspanning, maar vooral van de spanning. Houdt dit tuigje het als ik op 150 meter boven een kolkende rivier hang? En wat als ik in het midden van de 400 meter lange kabel stil kom te hangen? Na de eerste kabel kan ik mijn geluk niet op. Wat een adrenaline! Het kan me niet schelen dat ik de laatste vijf meter mezelf naar de kant moet slingeren, omdat ik net wat te weinig vaart had. Het kan me niet schelen dat ik moet remmen, omdat die rotswand wel heel snel op me afkomt. Op de twee langzamere lijnen kunnen zelfs de handen los en daar maak ik graag gebruik van. Ook slaak ik een paar vreugdekreten. Ik ben niet gek, ik ben een vogel!
Op weg naar het volgende deel van onze trektocht moeten we weer in een bakje de rivier over, wat dit keer een stuk minder spectaculair lijkt, en worden we als varkens in een open vrachtwagentje geduwd, omdat een lawine een stuk van onze wandelroute versperd heeft. De rest van de tocht die dag is vrij vlak en leidt ons urenlang langs en over een spoorlijn. Van vermoeidheid en de lichtelijke saaiheid na zo'n bijzonder begin van de dag, til ik mijn voet niet hoog genoeg op bij een zijwaartse oversteek van het spoor, waardoor mijn scheenbeen op het hout terecht komt, mijn knie op de ijzeren rail en mijn heup wel de overkant haalt. Berni krijgt niets mee van mijn val, want die loopt zo'n kilometer achter ons. Ik krabbel weer op en besluit zo gewoon mogelijk door te gaan. De volgende dag staan namelijk de Machu Picchu én de Huaynapicchu op het programma en ik moet en zal beide toppen halen.
De vierde ochtend staan we om 4.45 uur klaar voor het hek aan de voet van de Machu Picchu. We zijn niet de enigen en niet de eersten die klaar staan om de uitdaging aan te gaan en toch halen we als één van de eersten al hijgend en vloekend de top. Er lijkt verdorie geen eind te komen aan de trappen, waarvan de ontelbare treden allemaal ongelijk zijn. Bij de ingang van de ruïnes wachten we op Berni die besloten heeft de eerste bus te nemen, omdat hij toch veel last heeft van zijn knieën.
Bij zonsopkomst krijgen we een korte rondleiding door de prachtige incaruïne, die honderd jaar geleden in het midden van en onder de jungle gevonden is. En dan begint de volgende klim. Op de Huaynapicchu, de berg op de achtergrond van de beroemde foto van het incadorp, mogen per dag twee keer 200 bezoekers die in goede conditie verkeren. Dit laatste is ter eigen beoordeling. Wij mogen tussen zeven en acht beginnen. We halen vlot de top, rusten wat uit en besluiten het rondje af te maken door ook de grot te bezoeken. Wat we op dat moment niet weten is dat dit volgende doel ruim onder het niveau van de Machu Picchu ligt en we na het bereiken van deze weinig bijzondere grot aan een klim mogen beginnen waar we niet meer op gerekend hadden. Aan een ons tegemoetkomende Noord-Amerikaanse in vorm vragen we hoe lang het is tot de Machu Picchu. 'Nog anderhalf uur,' zegt ze net iets te hard en net iets te blij. Een zucht kunnen we niet onderdrukken. 'Moet ik een taxi bellen?' lacht ze spottend. 'Wacht maar,' denk ik, want zij mag nog het hele eind naar de top.
Moe, hongerig, maar voldaan komen we weer bij de incaruïne terug en ook de voet van de Machu Picchu bereiken we via dezelfde treden omlaag. De trein en de bus brengen ons weer in Cusco, waar dit avontuur vier dagen geleden begon.
maandag 2 januari 2012
Stoelnummer 46
'Welk stoelnummer heb jij? Hee, welk stoelnummer heb jij? Heb jij nummer 46? Wat staat er op je ticket?' Berenice wordt bij de eerste tussenstop gewekt door een geïrriteerde Peruaanse vrouw. 'Wij hebben nummer 45 en 46 mevrouw,' zegt Berenice een beetje versuft. 'Dat kan niet, ik zit op nummer 46.' Verontwaardigt stuift de vrouw met al haar spullen weer terug naar voren en voordat we het weten heeft Berenice een gillende buschauffeur voor haar neus staan. ' Jij mag hier niet zitten, dit is mijn stoel!' Het gebrek aan tanden in zijn mond belemmerd hem niet in zijn verbale communicatie. Berenice laat haar ticket zien met daarop stoelnummer 46. 'Die mag niet verkocht worden, dat is mijn stoel. Mijn stoel. Ga maar klagen bij het kantoor. Kom! Kom dan, buiten klagen.' Verbaasd staat Berenice op en voordat madame zich zetelt op haar troonnummer 46 weet ook Timo snel op te staan. 'Ik ga daar niet naast zitten,' snuift hij.
De chauffeur is inmiddels naar voren gelopen. Daar wacht hij en schreeuwt, 'kom dan, kom, we gaan klagen op het kantoor. Kom! Nu!' Zijn stem klinkt steeds agressiever. Terwijl wij de spullen van het stel bij ons houden lopen ze naar voren, op naar het kantoor. Als daar blijkt dat stoel 46 inderdaad aan Berenice is toegewezen begint hij opnieuw tegen haar te schreeuwen. 'Het is mijn stoel, mijn stoel!' Ze lopen samen met de jongedame van het kantoor de bus in. Timo weet de chauffeur nog toe te steken dat de stoel achter het stuur helemaal en alleen voor hem gereserveerd is, maar dat mag hem allerminst kalmeren.
In de bus dirigeert de jongedame de zwartrijder op nummer 46 naar nummer 47, die nog vrij is. Zonder mokken en zonder excuses neemt ze plaats. Berenice en Timo nemen weer plaats op 45 en 46 en de boze buschauffeur start de bus weer voor het vervolg van de reis naar Arequipa.
De chauffeur is inmiddels naar voren gelopen. Daar wacht hij en schreeuwt, 'kom dan, kom, we gaan klagen op het kantoor. Kom! Nu!' Zijn stem klinkt steeds agressiever. Terwijl wij de spullen van het stel bij ons houden lopen ze naar voren, op naar het kantoor. Als daar blijkt dat stoel 46 inderdaad aan Berenice is toegewezen begint hij opnieuw tegen haar te schreeuwen. 'Het is mijn stoel, mijn stoel!' Ze lopen samen met de jongedame van het kantoor de bus in. Timo weet de chauffeur nog toe te steken dat de stoel achter het stuur helemaal en alleen voor hem gereserveerd is, maar dat mag hem allerminst kalmeren.
In de bus dirigeert de jongedame de zwartrijder op nummer 46 naar nummer 47, die nog vrij is. Zonder mokken en zonder excuses neemt ze plaats. Berenice en Timo nemen weer plaats op 45 en 46 en de boze buschauffeur start de bus weer voor het vervolg van de reis naar Arequipa.
Labels:
Arequipa,
bus,
buschauffeur,
Latijns-Amerika,
Peru,
Reizen,
Zuid-Amerika
Locatie:
Arequipa
Hostal Sonia
We horen mevrouw Sonja mompelen dat ze zich verslapen heeft. Met één kous omhoog en de andere naar beneden rent ze al mompelend op en neer tussen de tafels door, naar de keuken en al schreeuwend naar de andere familieleden. Dochter Josy moet eieren gaan halen, want die zijn op en manlief Oscar moet voortmaken en komen helpen in de keuken. Water opzetten, koekenpan op het vuur, sinaasappels in de pers.
Als arme Oscar op een onbewaakt ogenblik de keuken verlaten heeft gilt ze wederom. 'Oscar, Oscar, de machine! De machine!' Wij beginnen bijna te geloven dat er een ramp staat te gebeuren, maar aan Oscars reactie blijkt het wel mee te vallen. Hij staat al met een wasmand voor haar neus. 'Vier zwarte koffie hè? Ja zwart,' zegt ze tegen ons. 'Euh, eieren, drie roerei, een gebakken. O nee, andersom. Komt eraan.' Plof, we krijgen wat bestek toegeworpen en ze rent weer de keuken in, keuken uit, weer de keuken in. 'Josy, Josyyyyy!!'
Wij hebben het nadrukkelijke advies gekregen ons op deze hoogte te gedragen als de locals. Dat betekent rustig bewegen, je niet te druk maken en niet te veel eten. Nu zien we de locals op elk moment van de dag een volledige maaltijd nuttigen en het enige familielid in het hostel dat zich niet druk lijkt te maken is de akelig starende broer, die vanaf de receptiedesk de gasten nauwkeurig observeert. Hij krijgt het zelfs voor elkaar tijdens een rondleiding door het gebouw voor geïnteresseerde toeristen zelf weer naar zijn eigen kamer naast de receptie te gaan om zijn middagdutje af te maken. Zijn kamer, waaruit de bedwelmende geur van dood dier komt. Als de twee meiden klaar zijn met het bekijken van de kamers staan ze een tijdje bij de receptie tevergeefs te wachten. Meneer is onvindbaar en de twee potentiële klanten gaan door naar het volgende hotel.
Het proces van check-out loop al even hectisch als de ontbijtprocedure. Na het ontbijt staan we met de sleutel bij de receptie. Dochterlief neemt het initiatief en begint met rekenen. Als ze bijna klaar is neemt moeder Sonia de calculator over. 'Euh, kamer 105 en...' '127,' roepen we in koor. 'Ja, ja, 105 en 127.' Ze slaat het grote schrift een paar keer open en weer dicht. 'Hoeveel nachten? Drie, hè, ja drie en drie keer ontbijt. Twee kamers, ja twee kamers.' Terwijl ze druk op de machine tikt hebben wij het geld al in onze handen. Het lijkt alsof dit de allereerste check-out is die dit familiehostal meemaakt, maar toch bestaat het al jaren.
Wij zullen ons op deze hoogte niet druk maken. Toch verlaten we met een licht opgejaagd gevoel Copacabana aan het Titicacameer en gaan we op weg naar onze volgende bestemming.
Labels:
Bolivia,
Copacabana,
cultuur,
hostal,
Latijns-Amerika,
Titicacameer,
Zuid-Amerika
Locatie:
Copacabana, Bolivia
Voorbijtrekkend landschap van Bolivia en Peru

Meren die als spiegels in de valleien liggen, waarin flamingo's zichzelf al zoekend naar hun prooi lijken te bewonderen;
Wolken die in alle toonaarden op vierduizend meter hoogte veel lager lijken te hangen, waarvan de donkerste in de verte als een groot mistgebied uiteen vallen;
Kleine gekleurde stippen die in de groene heuvels met hun ossen of pikhouweel het land bewerken, de rivieren met hun oever gebruikend voor de dagelijkse was;
Zorgvuldig opgestapelde stenen die als onstabiele muurtjes voor de landsafscheidingen zorgen, waardoor bij elke stevige zucht wind opnieuw gestapeld mag worden;
Cactussen die zich ternauwernood vast weten te klemmen aan de steile rotsige bergen, waarin op sommige plekken een bloem zich voorzichtig laat zien;
Regendruppels op het raam die de dreigende donkere wolk niet meer vast kan houden belemmeren mij het zicht.
Labels:
Bolivia,
bus,
cultuur,
Latijns-Amerika,
natuur,
Peru,
Reizen,
Zuid-Amerika
Abonneren op:
Posts (Atom)