
Op vrijdagochtend maken we kennis met Berni, ook wel el Gordito, de Dikkerd, genoemd. Hij is onze gids voor de komende vier dagen. Onze groep bestaat uit Timo, Berenice, Joep en ik. We hebben hoge verwachtingen van onze gids die naast deze trektocht onder andere de Incatrail begeleidt. Die moet wel in topvorm zijn.
De eerste dag gaan we met een busje naar boven, het hoogste punt van de tocht, om daarna met een mountainbike twee uur af te dalen. Op de top en aan de andere kant van de berg valt de regen met bakken uit de hemel en het is er mistig. Op een bepaald punt lijken de chauffeur en de gids het erover eens te zijn en en stappen we op onze fietsen om het avontuur te beginnen. Berni voorop is niet tempovast. Soms denk ík zelfs dat het sneller kan en dan schiet hij er weer vandoor. Hij kijkt achterom om te zien of we hem nog volgen, maar dat is hij later ook vergeten. Zo raken we Timo en Berenice bijna kwijt, omdat de ketting van Berenice´ fiets eraf vliegt wanneer ze probeert te redden wat er te redden valt als ze midden in een rivier tot stilstand dreigt te komen. Onze fietsen zijn duidelijk niet gemaakt om te trappen, alleen om af te dalen. Joep haalt Berni in om hem te laten weten dat we er twee missen en draait zijn loszittend voorwiel even vast. Als de twee weer bij ons zijn gaan we verder. Beneden aan de berg zijn we zeiknat van de regen en van de rivieren waar we doorheen moesten fietsen. We keren onze bergschoenen om en wringen onze kleren uit.
De tweede dag gaat de tocht door de jungle echt van start. Berni vertelt honderduit over het landschap, de flora en fauna en de historie en vraagt een dollar per vraag. Dat laatste is natuurlijk een grap. Zo trekken we bergop, bergaf midden door de jungle, eten we fruit uit de bomen en pikken we een heus stuk Incatrail mee. Ook nu is Berni´s tempo variërend. Het ene moment moet Berenice bergop even afstand nemen om niet achterover te vallen. Het andere moment moeten we drie andere grote groepen inhalen, al springend over rotsen, omdat hij niet wil wachten op de anderen bij het oversteken van de rivier. Er kunnen namelijk maar twee mensen tegelijk in het karretje, dat door mensenkracht over een kabel getrokken wordt. Berni lijkt niet ontevreden als we de tweede groep zijn die de oversteek waagt.
De derde dag beginnen we met de zip-line. Dat hebben we de vorige avond na lang beraad besloten. Het betekent dat we die ochtend niet in alle vroegte op hoeven te staan en niet hoeven te lopen en Berni raadt ons dit dan ook ten strengste aan. Timo zegt dat hij gaat en trekt ons daarmee over de streep. Berni vergeet ons te vertellen dat we de 150 meter boven het dal natuurlijk wel te voet mogen afleggen, maar goed, dat geldt dan ook niet voor hem. Hij blijft beneden.
Tijdens het klimmen klopt mijn hart in mijn keel. Niet alleen vanwege de fysieke inspanning, maar vooral van de spanning. Houdt dit tuigje het als ik op 150 meter boven een kolkende rivier hang? En wat als ik in het midden van de 400 meter lange kabel stil kom te hangen? Na de eerste kabel kan ik mijn geluk niet op. Wat een adrenaline! Het kan me niet schelen dat ik de laatste vijf meter mezelf naar de kant moet slingeren, omdat ik net wat te weinig vaart had. Het kan me niet schelen dat ik moet remmen, omdat die rotswand wel heel snel op me afkomt. Op de twee langzamere lijnen kunnen zelfs de handen los en daar maak ik graag gebruik van. Ook slaak ik een paar vreugdekreten. Ik ben niet gek, ik ben een vogel!
Op weg naar het volgende deel van onze trektocht moeten we weer in een bakje de rivier over, wat dit keer een stuk minder spectaculair lijkt, en worden we als varkens in een open vrachtwagentje geduwd, omdat een lawine een stuk van onze wandelroute versperd heeft. De rest van de tocht die dag is vrij vlak en leidt ons urenlang langs en over een spoorlijn. Van vermoeidheid en de lichtelijke saaiheid na zo'n bijzonder begin van de dag, til ik mijn voet niet hoog genoeg op bij een zijwaartse oversteek van het spoor, waardoor mijn scheenbeen op het hout terecht komt, mijn knie op de ijzeren rail en mijn heup wel de overkant haalt. Berni krijgt niets mee van mijn val, want die loopt zo'n kilometer achter ons. Ik krabbel weer op en besluit zo gewoon mogelijk door te gaan. De volgende dag staan namelijk de Machu Picchu én de Huaynapicchu op het programma en ik moet en zal beide toppen halen.
De vierde ochtend staan we om 4.45 uur klaar voor het hek aan de voet van de Machu Picchu. We zijn niet de enigen en niet de eersten die klaar staan om de uitdaging aan te gaan en toch halen we als één van de eersten al hijgend en vloekend de top. Er lijkt verdorie geen eind te komen aan de trappen, waarvan de ontelbare treden allemaal ongelijk zijn. Bij de ingang van de ruïnes wachten we op Berni die besloten heeft de eerste bus te nemen, omdat hij toch veel last heeft van zijn knieën.
Bij zonsopkomst krijgen we een korte rondleiding door de prachtige incaruïne, die honderd jaar geleden in het midden van en onder de jungle gevonden is. En dan begint de volgende klim. Op de Huaynapicchu, de berg op de achtergrond van de beroemde foto van het incadorp, mogen per dag twee keer 200 bezoekers die in goede conditie verkeren. Dit laatste is ter eigen beoordeling. Wij mogen tussen zeven en acht beginnen. We halen vlot de top, rusten wat uit en besluiten het rondje af te maken door ook de grot te bezoeken. Wat we op dat moment niet weten is dat dit volgende doel ruim onder het niveau van de Machu Picchu ligt en we na het bereiken van deze weinig bijzondere grot aan een klim mogen beginnen waar we niet meer op gerekend hadden. Aan een ons tegemoetkomende Noord-Amerikaanse in vorm vragen we hoe lang het is tot de Machu Picchu. 'Nog anderhalf uur,' zegt ze net iets te hard en net iets te blij. Een zucht kunnen we niet onderdrukken. 'Moet ik een taxi bellen?' lacht ze spottend. 'Wacht maar,' denk ik, want zij mag nog het hele eind naar de top.
Moe, hongerig, maar voldaan komen we weer bij de incaruïne terug en ook de voet van de Machu Picchu bereiken we via dezelfde treden omlaag. De trein en de bus brengen ons weer in Cusco, waar dit avontuur vier dagen geleden begon.