maandag 26 december 2011

Kerstmis in de kathedraal van La Paz

'En dan komen we nu allemaal naar het midden om ter communie te gaan.' Nog voordat de bisschop, die deze mis leidt, de woorden heeft uitgesproken, staat het gangpad vol met hongerige Bolivianen. Naar dit deel van de kerstmis was ik misschien nog wel het meest benieuwd. Zullen de kerkgangers in La Paz zich in het huis van de Heer wel kunnen gedragen, of zullen ze net zoals in het verkeer en aan een willekeurige balie zo hard mogelijk duwen, dringen en toeteren om maar het eerst aan de beurt te zijn? Ik krijg niet eens de tijd om er over na te denken. De banken zijn al leeg en de menigte vormt met moeite en tegenzin twee rijen. Één voor de Bisschop en één voor de priester. Joep en ik besluiten aan te sluiten en ook de Vlaamse Berenice loopt met ons mee. De Duitse Timo, die officieel Protestants is, blijft zitten. Het voordeel van deze wanorde is dat het niet opvalt als je niet aansluit en zo word je niet meteen als ketter veroordeeld. Misschien stond je vooraan en heb je het lichaam van Christus al lang achter de kiezen.
In de rij meen ik te zien dat de hostie op de tong gelegd wordt. Maar ik kan het niet goed zien en ben er niet zeker van. 'Psst Joep, zie jij het? Leggen ze de hostie op de tong?' Veel tijd om goed te kijken krijgen we niet. De rij gaat zo snel. 'Wat moet ik doen?', fluistert Berenice. 'Moet ik mijn tong uitsteken? Hoe ver?' Er zijn er nog maar drie voor ons, nog maar twee. 'Ik weet het niet', slis ik wanhopig terug. Voor me zie ik dat de priester op zijn tenen moet gaan staan om Joep het lekkers op de tong te leggen. 'Het lichaam van Christus.' Ik steek mijn tong een beetje uit, hij wacht, okee, iets verder dan en daar komt de hostie. 'Amen', mompel ik met mijn mond vol. Hè, verkeerde volgorde! Bij het teruglopen valt het me op dat de kathedraal goed gevuld is. Dat was om tien uur, toen de mis begon, nog niet het geval. En om kwart over tien ook nog niet.
Tegen het einde van de dienst is het tijd om iedereen het beste te wensen. Als iedereen de eigen bank gehad heeft is de bank ervoor en de bank erachter aan de beurt. Ook wij krijgen stevige handen gedrukt van de mensen voor ons en achter ons. 'Gelukkig kerstfeest,' zeg ik bij de eerste. O nee, fout. Ze zeggen iets anders. 'U ook,' hoor ik Berenice zeggen. Dat is slim. Bij de mensen die volgen verbeter ik me snel en wens ik ze ook 'de vrede van de Heer', terwijl Joep in mijn oor blijft slissen, 'wat zeggen ze, wat zeggen ze?'
Na de afsluiting van de Bisschop stroomt meteen weer iedereen naar voren. Dit keer om het meegebrachte kindeke Jezus uit de kerststal te laten zegenen. Alle soorten en maten kindekes passeren de revue in wiegen, mandjes en dozen. Timo, Berenice, Joep en ik kijken nog even toe hoe alweer iedereen de eerste probeert te zijn.
Buiten zijn we nog even onder de indruk van het afgesloten stuk weg voor de kathedraal, dat streng bewaakt wordt door jonge, zwaarbewapende militairen. Bedelende vrouwen en kinderen zitten voor de ingang, terwijl de kerkgangers naar buiten lopen. 'Frohe Weihnachten', horen we achter ons. Een Duitser met een Boliviaanse schone aan zijn arm met daarnaast zijn schoonmoeder lijkt verheugd te zijn over onze aanwezigheid. 'Hoe gaat het?', vraagt de oude vrouw. 'Zeer goed,' antwoord ik. 'En met u?' 'Heel goed. Jezus is deze nacht geboren in mijn hart en ook in dat van jullie.'

vrijdag 23 december 2011

Cochabamba

Mag je een stad na een paar uur na de eerste kennismaking al haten om een toevallige samenloop van omstandigheden? Het lukt me niet om van deze stad te genieten. Na een nacht in een vrij luxe bus komen we niet aan op onze bestemming, het centrum van Cochabamba. Een bekend fenomeen in Bolivia, een wegblokkade als uiting van onvrede door de Indiaanse bevolking, zorgt ervoor dat onze bus niet verder komt dan de rand van de stad. Het is zeven uur 's ochtends en na een half uur voor ons uit staren concluderen we dat we op deze manier niet de stad in zullen komen en we besluiten onze backpacks uit het ruim te halen en te gaan lopen. De jongen van de busmaatschappij wijst ons nog in de goede richting.
Nadat we de blokkade gepasseerd hebben komen we tot de conclusie dat de minibussen en taxi's zo vol zitten dat ze de twee gringo's met overvolle rugtassen graag over het hoofd zien. Wij besluiten verder te lopen, gewapend met kompas en het opgedane enigszins logisch inzicht wat Zuid-Amerikaanse stadsindeling betreft. Zo leidt de grote witte Jezus Christus boven op de berg ons naar het centrum. Als we hem in de rug naderen weten we dat we op de goede weg zijn.
Na anderhalf uur lopen en sjouwen op een lege maag komen we bij het verblijf dat we in gedachte hadden. Residencial Familiar. We hebben gelezen dat we moeten benadrukken dat we getrouwd zijn, om van de Katholieke eigenaren een kamer met een tweepersoonsbed toegewezen te krijgen. Toch krijgen we, na de administratieve afhandeling op een 30" computerscherm het slot van kamer 28. Deze kamer lijkt nog het meest op een ruime achterkamer voor een grote familie. Er staan twee eenpersoonsbedden die me bij de eerste aanblik de slaap die ik nog had meteen doen vergaan.
Ik besluit een douche te nemen, maar moet even wachten. Een geëlektrocuteerde Fransman komt naar buiten lopen en hij mompelt half in het Spaans dat hij een schok krijgt. Ik gun hem daarna de volgende douche die vrij komt. Ik neem het zekere voor het onzekere en wacht mijn beurt af op de volgende douche. Tijdens mijn douchebeurt kom ik er achter waarom de knop afgetaped is. Als dit niet zo was geweest had ik waarschijnlijk bij de eerste aanraking al een enorme opdonder gekregen. Nu gebeurt dit pas als ik met mijn volle hand kracht zet. Gelukkig had ik dit keer het advies uit de reisgids opgevolgd rubberen slippers te dragen onder de Latijns-Amerikaanse draadjes-douchekoppen. Toch is het vuur in me aangewakkerd. Ik veeg de druppels van mijn huid, trek mijn stinkende buskleren weer aan en ga terug naar ons hol. 'Joep, we gaan!' Gelukkig is hij het roerend met me eens en binnen no-time staan we met volle bepakking bij de receptie om het slot in te leveren. 'We kunnen hier niet blijven, het spijt me,' zeg ik. Meer toelichting heeft het meisje blijkbaar niet nodig, want voordat ik mijn zin af heb zegt ze, 'Okee, doei!'. De jongen naast haar staat wat beduusd te kijken, maar ik besluit het erbij te laten. Wegwezen.
Het lukt me gedurende de dag niet meer de stad los te zien van dit stroeve begin. Ik blijf Cochabamba associëren met blokkades en electrische schokken in plaats van met de aardige mannen die ons de weg wezen, de lekkere bak koffie in het café op de hoek, de sfeervolle stadspleinen en de meneer van de receptie van het volgende hostel, waarmee ik heerlijk grap over Joep die nog steeds zijn paspoortnummer niet uit zijn hoofd weet en dit bovendien niet kan verstaan omdat hij geen Spaans spreekt.
Nu regent het en hebben we besloten dat we morgen doorreizen naar La Paz. Zodra we daar uit de bus stappen gaan we met een schone lei door met de laatste twee maanden van onze reis en zullen we ons opmaken voor een bijzondere kerst.


Fijne kerst allemaal!

Op weg door Bolivia

We zijn gewaarschuwd. In het regenseizoen kan een busreis over de Boliviaanse, deels onverharde en deels onbestaande en  geïmproviseerde, wegen een avontuurlijke tocht zijn. Toch willen we graag meer zien van dit land dan alleen de hoogvlakten en dus trekken we oostwaarts, meer richting de Amazone. En daarom staan we stil al een uur nadat we vertrokken zijn uit Sucre. Een deel van de berg ligt over de weg en een mini-bulldozer stort van boven de overgebleven losse rotsen naar beneden. Ook beneden staat een handjevol werklui om de weg weer berijdbaar te maken. De bussen en vrachtwagens staan geduldig te wachten en de chauffeurs en de passagiers gaan naar buiten om het geheel van dichterbij te kunnen bekijken. Er vormt zich al snel een minimarkt, verzorgd door de plaatselijke bevolking die lucht heeft gekregen van het gebeurde en ons van alle soorten etenswaren voorziet. Vrouwen die zich van wat vocht willen ontlasten maken al knielend gebruik van hun grote traditionele rokken. Het schouwspel is compleet.
Een uurtje later is een deel van de weg vrij en veilig genoeg verklaard. Het verkeer kan een voor een van twee kanten de berg stenen passeren. Onderweg pikken we nog wat mensen op waarvoor geen stoel meer vrij is en die daarom de hele nacht in het gangpad doorbrengen.
Nog een aantal uren later word ik uit mijn halfslaap gewekt, omdat we wederom stilstaan. Dit keer is het pikdonker en zie ik alleen een aantal zaklampen op en neer rennen. Als mijn ogen wat gewend zijn aan het donker zie ik dat we in een rij staan met meerdere bussen en vrachtwagens en dat aan de andere kant van de bocht vanalles te doen is. Onze chauffeur haalt achter uit de bus een schop en rent naar voren. Daar waar het verkeer van beide kanten elkaar ontmoet en niet meer verder kan hebben chauffeurs zich verzameld en proberen ze van het rulle zand een berijdbaar stuk weg te maken. Als ze denken dat het stuk weg stevig genoeg is, is de eerste bus aan de beurt. Om vaart te kunnen maken rijdt deze eerst een flink stuk naar achteren, tot de bocht en passeert daarna weer alle bussen en mensen in volle vaart naar voren. Het duurt een paar pogingen en nog een paar keer scheppen, maar dan is bus nummer een, later ook bus twee en wij als derde, door het rulle zand. Klaar om de weg te vervolgen.
Onze chauffeur blijkt de rest van de rit, die ons over wegen en bij gebrek en wegen door rivieren leidt, de verloren tijd ingehaald te hebben. Al in de ochtend bereiken we een eerst totaal anders, jungleachtig, landschap en vervolgens stedelijk gebied.We blijken echt al in Santa Cruz aangekomen te zijn en we hebben er maar zestien uur over gedaan in plaats van de beloofde twintig uur en de vierentwintig uur waarmee we daarom maar rekening hielden.

woensdag 21 december 2011

Salar de Uyuni

Met zout in mijn spijkerbroek, stof in mijn neus en nog steeds een lichte zweem van de knallende koppijn van de afgelopen dagen, nemen we afscheid van Jorge en Richard. Deze twee neven hebben ons, een groep van twaalf Europeanen, de afgelopen drie dagen kennis laten maken met al het moois dat de Boliviaanse hoogvlakten, oftewel de altiplanos, de wereld te bieden hebben.
Bij de Boliviaanse grens, drie dagen daarvoor, wordt onze groep verdeeld over twee jeeps. Joep krijgt, neemt en heeft het voorrecht om met zijn lange benen de hele weg voorin te zitten. De Duitse Andrea en ik nemen de achterbank en de eveneens Duitse jongens Max, Fidel en Percey zitten op de bank in het midden.
De jeeps stoppen regelmatig om ons van het natuurschoon te laten genieten. Andrea en ik klimmen dan van achter uit de jeep, als de Duitse drie niet vergeten de deuren open te laten en te helpen de bank neer te klappen. Richard voorziet het geheel van passend, kort, maar krachtig commentaar, zoals 'gekleurd meer', 'vulkaan', 'flamingo's' en 'woestijn'. Na voorzichtig doorvragen weet hij meestal iets meer te vertellen. Zo weet hij bijvoorbeeld dat het groene meer steeds groener wordt naarmate het harder gaat waaien. Het water komt dan in beweging en in samenspel met de mineralen zorgt dit voor een knalgroene kleur.
Hoewel hij me vertelde dat hij zijn Engels wil oefenen, reageert Richard niet op vragen in het Engels. Daarom is het voorin de jeep vrij stil. Aan het eind van de eerste dag vraag ik hem wat we morgen zullen gaan zien. In geuren en kleuren somt hij op: 'woestijn, meren, vulkanen en wat stenen'. Ook dat belooft een afwisselende dag te worden.
We hebben een prettige groep, het klikt goed en we helpen elkaar of laten elkaar juist met rust als iemand last heeft van de hoogte. De laatste dag gaan we met z'n vijven op de top van de berg achter ons zouthostel de zonsopgang bekijken. Om vijf uur staan we klaar om naar boven te klimmen. Dit is door de hoogte waarop we ons bevinden nog niet zo gemakkelijk en eenmaal op de top krijgen we nog even de tijd om uit te hijgen voordat de zon opkomt. Het deel van de zoutvlakte dat we kunnen zien kleurt mooi bij de aanraking van de eerste zonnestralen en ook de berg waar we op staan, met de typische kandelaarcactussen, krijgt een mysterieuze oranje kleur.
De rest van deze laatste dag staat in het teken van de Salar de Uyuni. De zoutvlakte die 12.000 km² bestrijkt. Onder deze laag zout van zes à zeven meter dik zit water. De jeeps rijden over dit gebied en Joep wil graag weten hoe Richard zich kan oriënteren op dit grote verblindende vlak. 'Ik ken dit gebied gewoon heel goed.' We hadden niet anders verwacht.
Voordat we in het stadje aankomen bezoeken we het zoutwingebied, waar het zout in bergjes opgestapeld wordt door de arbeiders. Van dit zout wordt keukenzout gemaakt voor gebruik in Bolivia. Richard denkt dat het overschot geëxporteerd wordt. Ik probeer hem deelgenoot te maken van ons zouttekort op de Europese wegen, maar de enige reactie is een onbegrijpend lachje.

vrijdag 9 december 2011

Woeste hoogten

Stoom, veel stoom. Dat komt, vertelt de gids, omdat we in een vochtig seizoen zitten. De luchtvochtigheid is dus hoog voor dit gebied, dat in een woestijn ligt. Daarbij ligt de temperatuur nu, net voor zonsopkomst, 7 graden Celcius onder het vriespunt, dus het verschil met de watertemperatuur is groot. En dat veroorzaakt stoom, veel stoom. Bijna alles is wit, alles is wit, echt alles is wit. Ik heb al snel in de gaten dat dit niet goed is en waarschuw de gids, zoals hij gevraagd heeft. Meteen waarschuwen, zodat we er snel bij zijn. Van de gids zie ik nu alleen nog de contouren van zijn zwarte krulhaar en de twee donkerblauwe, spiegelende brillenglazen. Hij vraagt me hoe vaak ik hem zie. 'Serieus, hoe vaak zie je mij?' 'Ik zie alleen je bril,' weet ik te antwoorden. 'Okee, dan help ik je even.' Hij begeleidt me naar een muurtje en trakteert op een heerlijke Nescafe met drie scheppen suiker. Precies mijn recept. Joep vraagt of het goed is als hij even verder gaat met fotograferen. 'Het licht is nu zo mooi.' Een paar minuten later kan ik de prachtige geisers weer zien. Borrelend water en stoom komen uit de kraters omhoog. Het is niet meer één witte waas. Het zonlicht is deze nog steeds zwak voor Noord-Chileense begrippen, maar ik voel wel al de warmte die alweer een hete dag aankondigt.
We zijn deze ochtend om vier uur vertrokken en en in twee uur van het stadje op 2400 meter naar het geiserveld op ruim 4000 meter gereden. Op die plotselinge verandering naar een dermate ijle lucht reageert niet ieder lichaam even goed. Een Vlaamse geeft me nog wat cocabladeren om te kauwen. Het heeft haar goed geholpen zei ze. Nadien had ze geen last meer. Dus ik stop er een paar in mijn mond. Het natuurlijke thermaalbad sla ik maar over. Joep springt er wel in, lekker warm, zo'n 35 graden, maar als het tijd is om eruit te komen ligt de luchttemperatuur nog steeds niet boven nul. Al cocabladeren kauwend sla ik dit tafereel gade en ik voel me steeds beter.
Morgen beginnen we onze driedaagse jeeptour door Bolivia, waarbij we op dag één naar ruim 5000 meter zullen stijgen en op die hoogte overnachten. De adviezen die ik kreeg zal ik ter harte nemen, waardoor ik de komende drie dagen op een dieet van water, chocolade en cocabladeren zal moeten leven. Het leven van een reiziger is zwaar.