vrijdag 28 oktober 2011

Tenedor libre

Als om half negen ´s avonds de restaurantdeuren openen stormt de grote groep wachtende mensen naar binnen. Wij volgen en krijgen een tafeltje toegewezen. ´Eet u van het buffet of van de kaart?´ vraagt de ober in het Spaans aan Joep. Joep kijkt me vragend aan en ik antwoord: ´Van het buffet.´ De man wendt zich wederom tot Joep en vraagt: ´Te drinken?´ ´Bier,´ antwoord ik. Hij knikt naar Joep en zegt hem dat we naar het buffet mogen gaan.
Het Zuid-Amerikaanse fenomeen Tenedor libre weten we nu, is een restaurant met een buffet, aangevuld met heel veel gegrild vlees. De eerste keer in Paraguay kwam een serveerder, nadat we ons tegoed hadden gedaan aan het buffet, met grote spiezen vlees langs de tafels. We mochten telkens aangeven hoeveel we van het stuk vlees wilden hebben en dan werd het voor onze neus afgesneden. Twee dagen later moesten we met Joep naar het ziekenhuis vanwege een niersteenaanval.
Ook nu is het niet helemaal duidelijk wat de bedoeling is. De ober ploft in het voorbijgaan de literfles bier op tafel en loopt in hetzelfde tempo door. Wij lopen aarzelend langs het buffet en vullen ons bord met de salades en aardappelen, niet te vol, voor de zekerheid en met vanuit onze ooghoek de mannen bij de grote vuurplaats en de bergen vlees in de gaten houdend. Zal dit bij het buffet horen en komen ze straks weer langs, of is het voor de eters van de kaart?
Op het moment dat wij aanstalten maken terug naar de tafel te gaan, komt de rest van de inmiddels flink gevulde eetzaal op het buffet afstormen. Niet tafel voor tafel, familie voor familie, maar allemaal tegelijk. Er komt beweging in de mannen van het vlees, die de bordjes van de hongerige menigte vullen. Dus toch. Dan durven ook wij langs de "vleesbalie" te gaan. Degenen die klaar zijn voor het nagerecht snellen naar de koelvitrines om grote stukken taart af te snijden en daar hun bord mee te vullen.
Als we aan de rekening toe zijn zien we alweer een volgende touringcar met Argentijnse toeristen aankomen. De ober vraagt Joep of het gesmaakt heeft en handelt de zakelijke kant af, waarna ik achter mijn man aan naar buiten loop.

donderdag 27 oktober 2011

Tango in Buenos Aires

In Buenos Aires is de tango volop aanwezig, in allerlei vormen. Het is één van de handelskenmerken van de stad. Souvenirwinkeltjes liggen vol met prullaria in het thema van deze sensuele dans. Toeristen worden op straat aangesproken door de ene na de andere aanbieder van een spectaculaire tangoshow met of zonder diner. De reisgids heeft het naast deze shows, ook over voorstellingen op straat in de weekends en in de buurt La Boca. Helaas blijkt zo´n straatvoorstelling niet voor ons weggelegd. In het weekend regent het en ook ons bezoek aan La Boca wordt vergezeld door een fikse plensbui.
Op vrijdagochtend in een café aan de koffie denken we na over de manier waarop we onze vrijdagavond zullen vullen en of we toch zullen zwichten voor een grootse tangoshow. Van de leestafel pak ik de cultuurbijlage van de Clarín, te vergelijken met de Telegraaf, maar dan iets stijlvoller. Mijn oog valt op een aankondiging van activiteiten rond tango-maand oktober. Zo vallen we met onze neus in de boter, want de krant organiseert elke vrijdagavond van deze maand een tangovoorstelling door een gerenomeerd orkest. Deze eerste vrijdag zal Vale Tango het spits afbijten. De gratis kaarten zijn vanaf zes uur af te halen en de voorstelling zal om half negen beginnen.
In de rij voor aanvang van de voorstelling blijken er veel Argentijnse dames te zijn die slechter Spaans lezen dan ik en juist aan de enige toeriste in de rij vragen of ze kaarten nodig hebben. We concluderen al snel dat we een vreemde eend in de bijt zijn in het publiek, met onze netjes om zes uur afgehaalde kaarten, onze afwijkende leeftijd en nationaliteit. Het mag de pret niet drukken, in tegendeel. Dit is een avondje tango pur sang. We nemen plaats op kleine stoeltjes in dicht op elkaar geplaatste rijen, zodat Joep de gehele voorstelling met gespreide benen mag uitzitten. Zo geniet het publiek bil aan bil van een prachtige voorstelling van het ervaren orkest met internationale faam, een stel dansers waarvan de dame wereldkampioene is en een krachtige zanger. Het plaatje is voor ons compleet. We doen met het ge-oe en ge-aa van het publiek mee en beginnen net als de Argentijnen een refrein voor het einde alvast te klappen en ´bravo´ te roepen. Wat een enthousiasme! Deze saamhorigheid kennen we in Nederland alleen van het TROS-muziekfeest en dan hossen we "gezellig" mee. In Argentinië beleeft het volk dicht op elkaar de mooie klanken en het prachtige beeld van de tango. En wie denkt dat deze sensuele dans alleen weggelegd is voor de ouderen en de toeristen heeft het mis. Op zondagavond stuiten we midden in een park op een kiosk met krakende muziek uit de oude speakers, waar jong en oud uit de buurt met elkaar de tango danst.

vrijdag 14 oktober 2011

Cementerio de la Recoleta

In de wijk Recoleta in Buenos Aires ligt het bekende Recoleta Kerkhof, dat in het begin van de negentiende eeuw werd opgericht als eerste publieke kerkhof van de stad. Toen in de jaren zeventig van diezelfde eeuw de gele koorts uitbrak verhuisden de rijken naar deze in het noorden gelegen buurt. Zo werd niet alleen de wijk, maar ook het kerkhof bewoond door de hogere klassen en werd het de rustplek van de "rich and famous" van Argentinië en hun families.
Nou ja, rustplek. Om hier na de dood je rust te vinden zou ik mijn zerk wat achteraf oprichten, want de tuin van de Iglesia de Nuestra Señora del Pilar is een wijk op zich. Gescheiden van de rest van Recoleta door een muur, hekwerk en een imposante ingang met een viertal Dorische zuilen lijkt bij binnenkomst het leven hier gewoon door te gaan. Er zijn op deze bewolkte dag binnen de muren net zoveel toeristen als erbuiten op het plein. Jongeren in schooluniform rennen twee aan twee rond met A4´tjes en fotocamera´s om zo snel mogelijk hun opdracht te vervullen. Een groep Noord-Amerikanen staat uitgebreid en op vol volume het dagprogramma door te nemen, terwijl de gids tegen de rest van de groep gilt dat het volgende graf dat hij zal laten zien echt hi-la-risch is. Iedere toerist die ietwat zoekend om zich heen kijkt, wordt door een medewerker gevraagd of hij of zij het graf van Evita zoekt. Er wordt één graf aangegeven met bordjes, het graf van president Sarmiento, overleden in 1888. Het zal vast een veelbezocht graf zijn, maar het had het vast beter gedaan als er een musical van gemaakt was met, laten we zeggen, John Travolta in de hoofdrol.
Hoe verder verwijderd van de ingang en het centrale plein we door de nauwe straatjes dwalen, hoe meer de rust en het bijbehorende lugubere gevoel het wint van de toeristische hectiek. De meest grootse grafmonumenten zijn hier opgericht. Er zijn schaamteloos complete kerken en gebouwen, versierd met Griekse beelden, ingericht als laatste rustplaats. Sommigen zijn wat verweerd en laten het vervallen interieur zien. We kijken naar binnen en kunnen de grafkelders en kisten, bedolven onder stof en puin, zien liggen. Zoals buiten de muren van het kerkhof de honden (en hun drollen) het voor het zeggen hebben, liggen hier de katten als reïncarnaties hun graf te bewaken.
Als het begint te regenen besluiten we richting de uitgang te gaan. Of misschien toch nog even naar Evita? Om ons beter voor te doen dan we zijn lopen we vastberaden naar de aanwezige plattegrond en kijk ik nonchalant bij de D van Duarte. De eerste blik op de kaart blijkt toch net iets té nonchalant en te kort, want we kunnen het graf niet vinden. We besluiten nog één keer iets langer op de kaart te kijken en onze versie van Op zoek naar Evita nog even voort te zetten. Het lukt, zonder aangesproken te worden door een hulpvolle medewerker. Bij aankomst is Joep toch wat teleurgesteld in de grootsheid van het graf. Ik leg Joep, die de film niet gezien heeft, uit dat alleen al de uiteindelijke plek van haar graf wat contrasteert met haar idealen als rolmodel en strijder voor de "descamisados", oftewel de arme werkende klasse. Daar legt hij zich dan maar bij neer, dat heeft zij tenslotte ook gedaan.

zaterdag 8 oktober 2011

Uritorco

Onze eerste echte hike is eindelijk een feit. We trotseren in de bergen bij Capilla del Monte, ruim honderd kilometer boven de stad Córdoba, de hoogste berg. De Uritorco is 1970 meter en we kunnen hem vanaf een hoogte van ongeveer 1000 meter zonder gids beklimmen. Het is vijf kilometer naar de top en weer vijf kilometer terug. Er zijn onderweg naar boven een zestal rustplaatsen en paaltjes en witgekalkte rotsen wijzen ons de weg. Verder zijn er geen faciliteiten. Er is alleen "berg", volgens de vrouw van het toeristencentrum en daarom moeten we genoeg proviand meenemen. Overigens zijn velen het niet met haar eens. Er is niet alleen "berg", maar er zijn ook esoterische krachten. Bovendien zijn er rond de berg vreemde lichteffecten gezien en zelfs UFO´s. Wij houden het vooral op "berg" en laten de commerciële uitbuiting van de sterke verhalen, in de vorm van stenen met krachten en allerlei zentherapieën, links liggen.
Onze klim gaat voorspoedig. Volgens de meegekregen informatie zal de weg naar boven zo´n drie tot vier uur duren. We halen het binnen de drie uur met ook nog zo nu en dan een moment van rust om van het uitzicht te genieten. Niet alleen de paaltjes en de rotsen wijzen ons de weg, maar we worden ook vergezeld van een roedel honden waarvan het lijkt alsof ze dit kunstje vaker geflikt hebben. Als ze merken dat ze van ons geen eten krijgen, druipen ze één voor één af naar een ander stel sportievelingen.
Bij ons vertrek is de lucht nog koel en het waait hard. Bij de daling merken we dat de zon weer op de oude vertrouwde Cordobese sterkte is gekomen. De daling is sowieso niet mijn favoriete deel van een bergwandeling. Ik meen in het dagelijks leven toch verre van motorisch gestoord te zijn, maar zet mij op een berg met mijn neus naar beneden en ik verander in een bewegingsgestoord monster. Teleurgesteld, omdat ik op de top merk dat de route naar beneden dezelfde weg terug is, merk ik op dat ik niet begrijp waarom de beklimming drie tot vier uur zou duren en de indicatietijd van dezelfde weg naar beneden maar drie uur is. Dalingen zijn wat mij betreft misschien conditioneel niet zo pittig, maar het vergt net zoveel inspanning. In mijn geval is dit ook te wijten aan mijn hoogtevrees, wat ik liever "valangst" noem. Joep snapt dit niet en zegt dat ik gewoon moet lopen en niet na moet denken. En daar gaat hij: hop, hop, hop, alsof hij een trap afloopt. Ik raak snel achterop. Om de twee passen sta ik een nieuwe tactiek uit te denken. Hoe zal ik de volgende stap nemen? Die grote gladde steen of toch die platte? Maar misschien ligt die los. Vaak maak ik de verkeerde keuze en glij ik alsnog, als een tekenfilmfiguur die een rolschaats over het hoofd ziet, op één been balancerend de berg af. Ik maak er een ware vijf sterren denksport van.
Gelukkig leer ik snel, maar net als ik denk het steensoort onder de knie te hebben, verandert de ondergrond en duurt het weer even voordat ik mijn nieuw uitgedachte ritme vind. Joep kijkt hoofdschuddend toe en spreekt me bemoedigend toe dat ik na vijf hikes het afdalen helemaal gewend zal zijn. Ik hoop het, want ik heb nu alweer zin in de volgende. Ondanks het denkproces bij de afdaling raakt mijn hoofd helemaal leeg en lukt het me om niet alleen naar mijn voeten en de grond te kijken, maar ook om me heen. En ja, we zijn een kwartiertje sneller in het afdalen dan in het beklimmen en we zijn gelukkig niet ingehaald. Toch het wedstrijdelement en het fanatisme. Al met al was het een succesvolle eerste hike. Dat er nog velen mogen volgen, op z´n minst vijf.

dinsdag 4 oktober 2011

Ode aan Matías en Catalina

Vlak voordat Joep en ik in de nachtbus van Resistencia naar Córdoba stappen stuur ik studievriend Matías een mail dat we de volgende dag in zijn woonplaats zullen aankomen. Meteen die zaterdagavond staat hij, samen met zijn zus Catalina, voor ons hostel om ons op te halen voor een hapje en een drankje. Op zondag halen ze ons op voor een bezoek aan een stadje op 45 minuten rijden verderop: Alta Gracia. Ze laten ons kennismaken met de Argentijnse heerlijkheden, we bezoeken een Jezuïetenvesting en het huis waar Che Guevara is opgegroeid. Ze vertellen ons alles wat we willen weten en nemen ons aan het eind van de dag ook nog mee naar één van de beste ijszaken van Córdoba. Wánt, we hebben geleerd, een Argentijnse zondag is geen zondag zonder ijs.
Zo spenderen zij veel van hun kostbare vrije tijd aan ons. In het Argentijnse bedrijfsleven denkt men namelijk dat hoe meer de werknemer aanwezig is, hoe productiever. Daarom heeft een starter na één jaar recht op maar liefst twee hele weken vrij en dat elk jaar. Na vijf jaar bij dezelfde werkgever prijzen ze zich gelukkig met drie weken vrij per jaar.
We amuseren ons kostelijk met de twee. Catalina, een pittige tante, die veel jaren van haar leven in Nederland heeft gewoond en Nederlands als haar tweede moedertaal heeft en Matías, die ook in Nederland geboren is, maar er veel minder tijd heeft doorgebracht en mede door zijn perfectionisme zijn accentloze Nederlands liever laat voor wat het is, vormen een geweldig stel. In de auto amuseer ik me kostelijk met hun gekissebis over wat we gaan doen, wie nú iets moet verzinnen om te doen en over de route. Als de auto bij een flinke hellingproef een tegesputterend geluid maakt, vraagt chauffeur Catalina waarom de auto dit geluid maakt. ´Waarom moet ík dat weten?´vraagt Matías. ´Nou, mannen weten dat soort dingen,´ antwoordt ze, waarop haar broer zegt: ´Ik niet, ik ben van de literatuur.´
Deze interesse haalt hij ook aan als Catalina en Joep met hun camera´s in de weer zijn en wij een beetje rondlopen op de buitenplaats van de Jezuïetenvesting. Zij zijn van het beeld, wij van de woorden. Daarom Catalina en Matías, voor jullie dit bedankje in woorden. We hebben ons mede door jullie enorm vermaakt in Córdoba. En Matías, woensdag was een leerzaam en gezellig afscheid, tijdens de bijeenkomst op je Universiteit en vooral tijdens het biertje erna. We houden contact. Muchas gracias, nos vemos.

zaterdag 1 oktober 2011

Dilma´s verloren zoon


Het is bijna 23.00 uur en we wachten in Resistencia, Argentinië, op de bus naar Córdoba, die om 22.35 uur had moeten vertrekken. We worden toch wat onrustig, want door ons gehop van Brazilië, naar Argentinië, naar Paraguay, naar Argentinië, zijn we ineens niet meer zo zeker van de tijdzone waarin we ons bevinden. We zijn al uren vantevoren op de busterminal, omdat we uitgekeken en -gehangen waren in de stad en we het koud kregen na zonsondergang. Het zal daarom vreselijk balen zijn als we ons toch vergist hebben en onze bus ruim een uur gelden voor onze neus vertrokken is. Een klok is in geen velden of wegen te bekennen, dus ik besluit te kijken of in het kantoortje van de busmaatschappij het licht nog brandt. Een vriendelijk halfkalende man in Crucero del Norte-overhemd weet me te vertellen dat de bus een uurtje vertraagd is. Hij kijkt nog even de tickets na en ja, het klopt. Een uurtje.
Als ik terugga om Joep het goede nieuws te vertellen en naast hem op het bankje wil gaan zitten, komt er een vrouw naar ons toe. Ik schat haar een jaar of 65. Haar ogen staan droevig achter de donkeromrande rechthoekige bril. Haar subtiel geblondeerde haar hangt langs haar gezicht en in een pony voor haar voorhoofd. ´En nu kom ik het slechte nieuws brengen,´ zegt ze en ze lacht lief. Omdat ik nog met mijn hoofd bij de bus zit, leg ik meteen de link en denk dat ze ons komt vertellen dat de bus niet meer gaat rijden. ´Ik heb jullie een tijdje geobserveerd en ik ben net huilend naar het toilet gegaan.´ Ze begrijpt uit Joep´s reactie dat hij haar niet begrijpt en gaat aan de andere kant naast hem zitten. ´Hij lijkt zo op mijn zoon,´ zegt ze tegen mij. ´Mijn enige zoon is bij een ongeluk overleden. Ik heb net zijn graf bezocht hier 120 kilometer vandaan. Hij had samen met mijn jongste dochter een ongeluk en zij is er bovenop gekomen, maar hij is overleden. Oh, mijn enige zoon. En hij lijkt zo op hem. Ik weet dat hij het niet is, maar even dacht ik... En hij had ook altijd zo´n pet op.´ Inmiddels begin ik me af te vragen hoe ze een gelijkenis kan zien met een gezicht dat zo onder het haar zit. Tenzij haar zoon ook een baard had, dan begrijp ik het. Alle mannen met baarden zien er hetzelfde uit en Joep is nu al een tijdje één van hen.
De vrouw wil graag onze namen weten en stelt zich voor als Dilma. Ze vertelt dat ze vijf dochters heeft. De oudste is de veertig gepasseerd en de jongste is 27, vrijgezel en woont nog bij haar moeder. Dilma is, zoals de meeste Latijns-Amerikanen, een echt familiemens. Ze staat op om een foto van haar jongste dochter samen met haar overleden zoon uit haar bagage te halen. In een houten reislijstje zit een ronde foto van haar twee kinderen. De jongeman heeft geen baard, maar wel een lang hoofd, zoals dat hoort bij een lang lijf. Daar houdt de vergelijking wat mij betreft mee op. Ze lijkt mijn gedachte te kunnen lezen en zegt: ´Van voren lijken ze misschien minder op elkaar, maar en profil precies.´ Ik til Joep´s pet op om nog een verschil te laten zien en ze zegt: ´Oh ja, mijn zoon had heel veel haar, maar ook zo heel kort.´ Ze wil het echt heel graag zien.
Dilma vertelt dat ze ervan overtuigd is dat ze hem weer tegenkomt in het hiernamaals. Ze is Katholiek, daar gelooft ze in. Ze vraagt of wij ook Katholiek zijn en citeert nog een stukje Bijbel. Ze legt uit dat ze veel geeft om de natuur en vindt het een wonder hoe God de mens heeft geschapen en wat de mens onderscheidt van de dieren. Dat wij hier zo met elkaar kunnen praten. Ze zegt dat ze graag leert, veel leest en graag gesprekken aangaat zoals nu met ons. ´Ik zag dat jullie goede mensen zijn, maar niet iedereen is goed. Er zijn veel vervuilde geesten.´ Fel steekt ze haar vinger op en vervolgt: ´Maar ik ben geen racist, nee, nee, iedereen is gelijk. Er bestaat geen blauw bloed, ieders bloed is rood.´
We merken dat ze de hele avond naast ons zou kunnen blijven zitten, mijn koude handen vasthoudend, in Joep´s been knijpend. Toch besluit ze afscheid te nemen. ´Ik laat jullie,´ zegt ze. Ze geeft ons ieder twee zoenen. ´In Argentinië doen we er twee, en jullie?´ Ik vertel dat wij er elkaar drie geven, maar dat mannen het onder elkaar houden bij een vriendschappelijke schouderklop. ´Nee, hier zoenen mannen elkaar ook. En dat vind ik goed hoor, vriendschappelijk dan, hè.´ Dilma trekt haar voorhoofd op en er schiet haar iets te binnen. ´Net op het damestoilet zag ik een man, ik moest goed kijken, op zúlke hakken. Hij was zich aan het opmaken.´ Afkeurend schudt ze haar hoofd. ´Nee,´ zegt ze. ´Die mensen zijn ziek.´ Tijdens dit afscheid moet ik toch mijn beeld van tolerante, sociale Dilma iets bijstellen.
Na deze onderbreking maakt ze opnieuw aanstalten om afscheid te nemen. ´Het ga jullie goed. Geniet van jullie reis en let goed op elkaar.´ Haar wenkbrauwen gaan wederom omhoog en ze verwijst waarschuwend naar een rampscenario uit het nieuws. ´Hebben jullie het niet gehoord dan, van die Fransen in Salta? Wat vreemd, het was veel in het nieuws.´ Ze praat ons nog even bij over deze gebeurtenis uit het nieuws, aangevuld met haar eigen inbreng en geruchten. Ik besluit niet heel aandachtig te luisteren.
In mijn ooghoek zie ik onze bus aankomen. ´Is dat jullie bus? Ja, ga maar.´ Ik stel haar gerust en zeg dat we goed op elkaar zullen letten. ´Ja, en zorg goed voor hem, het is een beetje mijn zoon. Wie weet kruisen onze wegen elkaar nog eens.´ Ja wie weet Dilma, wie weet.

Paraguay voor Dummies

De meeste trotters door Zuid-Amerika slaan Paraguay over. Het ligt net als buurland Bolivia niet aan zee en heeft daarom niet, zoals veel andere landen op het continent, bruisende stranden. Bolivia heeft daarentegen grote toeristische attracties, zoals de zoutvlakten, het Titicacameer en de hoogstgelegen hoofdstad. Toch trekt het ons aan. Niet vanwege de nationale voetbalgekte, maar we zijn toch in de buurt en we weten dat Paraguay het meest pure Zuid-Amerikaanse genoemd wordt. Het heeft nog de meeste oorspronkelijke bewoners en naast het Spaans is Guaraní een officiële taal.
Omdat we tijdens onze week Paraguay alleen drie steden aandoen, zien wij de aanwezigheid van de Indiaanse bevolkingsgroepen voornamelijk in de tegenstellingen. In de hoofdstad Asunción wordt midden op een kruispunt de chaufeur van een glanzend zwarte 4WD bekeurt waarachter een bestuurder op zijn paardenkar zit te wachten tot hij door kan. Op een centraal plein kamperen Indiaanse families met kinderen, in protest tegen regeringsplannen die ervoor gaan zorgen dat velen onteigend worden van hun land, terwijl op een ander plein, tegenover een imposant regeringsgebouw, met een concert en toespraken de nationale jongerendag gevierd wordt.
Paraguay heeft absoluut toeristische trekpleisters, maar ze weten deze goed te verbergen. Het pension in Asunción waar we verblijven heeft geen enkele signalering aan de buitenkant. Geen naam, geen H, niets doet vermoeden dat toeristen hier aan kunnen bellen. Daarnaast is men de omgang met buitenlandse toeristen niet gewend en wordt verwacht dat we alles weten van de dagelijkse gang van zaken in het land en alles kunnen vinden. Als ik aan een buschaufeur in Encarnación vraag of hij naar Trinidad gaat, antwoordt hij met een éénlettergrepig gemompel wat, wat mij betreft, zowel ja als nee als misschien kan betekenen. Na nog een keer vragen en een niet uitnodigende blik neem ik aan dat het een nee was. We vinden na wat gedrentel om het busstation eigenhandig een bus die wel die kant op gaat. Als ik in de rammelende bus op luide toon en duidelijk articulerend aan de bijrijder vraag of hij een seintje kan geven als wij onze bestemming bereikt hebben, hoop ik na het uitblijven van een antwoord dat we niet zoals de vorige keer aan het eind weer mee terug moeten.
Trinidad staat bekend om de Jezuïetenruïnes, waarvan we bij aankomst in het plaatsje bijna vermoeden dat ze tóch nog niet opgegraven zijn, als ware het een grap van de Lonely Planet. Op onze weg van Ciudad del Este naar Encarnación dacht ik toch echt een bordje langs de weg gezien te hebben. Als we de weg de andere kant op rijden ontbreekt elk spoor. Gelukkig stopt de bus wel voor ons (lees: remt voor ons af) en de bijrijder wijst nog snel in welke richting we moeten lopen. Na een tijd lopen vermoeden we dat we toch ergens een zijweg in hadden moeten slaan. De ruïnes staan sinds 1993 op de Werelderfgoed lijst van Unesco en daarom had ik in het plaatsje zelf ook een aanwijzing verwacht. Trinidad is bepaald niet dichtbehuisd of -bevolkt, maar ik vind toch een bouwvakker en later nog een boer om de weg te vragen. We hadden de eerste links in moeten slaan. Als we de ruïnes eindelijk vinden, moeten we nog op zoek naar de ingang. Daar aangekomen blijkt dat we de enige twee bezoekers zijn. De reden hiervoor kan de regenachtige dag zijn, de slechte bewegwijzering of een combinatie van die twee, maar wij vermoeden dat dit nooit een druk bezochte plek is geweest. Dit vermoeden wordt bevestigd door een aanval van een paar vogels, omdat we door hun broedgebied lopen.
Voor iedereen die van plan is Paraguay te bezoeken de volgende tips:
- zoek vantevoren uit waar de interessante plekken zich bevinden of neem een reisgids over het land mee;
- leer Spaans en het liefst ook Guaraní;
- leer omgaan met het miljonairschap, dat ben je namelijk zo in de Paraguayaanse munteenheid de Guaraní;
- wees geduldig;
- zet de knop om en geniet vooral van alle verbazingwekkende en verrassende gebeurtenissen.