
Het is bijna 23.00 uur en we wachten in Resistencia, Argentinië, op de bus naar Córdoba, die om 22.35 uur had moeten vertrekken. We worden toch wat onrustig, want door ons gehop van Brazilië, naar Argentinië, naar Paraguay, naar Argentinië, zijn we ineens niet meer zo zeker van de tijdzone waarin we ons bevinden. We zijn al uren vantevoren op de busterminal, omdat we uitgekeken en -gehangen waren in de stad en we het koud kregen na zonsondergang. Het zal daarom vreselijk balen zijn als we ons toch vergist hebben en onze bus ruim een uur gelden voor onze neus vertrokken is. Een klok is in geen velden of wegen te bekennen, dus ik besluit te kijken of in het kantoortje van de busmaatschappij het licht nog brandt. Een vriendelijk halfkalende man in
Crucero del Norte-overhemd weet me te vertellen dat de bus een uurtje vertraagd is. Hij kijkt nog even de tickets na en ja, het klopt. Een uurtje.
Als ik terugga om Joep het goede nieuws te vertellen en naast hem op het bankje wil gaan zitten, komt er een vrouw naar ons toe. Ik schat haar een jaar of 65. Haar ogen staan droevig achter de donkeromrande rechthoekige bril. Haar subtiel geblondeerde haar hangt langs haar gezicht en in een pony voor haar voorhoofd. ´En nu kom ik het slechte nieuws brengen,´ zegt ze en ze lacht lief. Omdat ik nog met mijn hoofd bij de bus zit, leg ik meteen de link en denk dat ze ons komt vertellen dat de bus niet meer gaat rijden. ´Ik heb jullie een tijdje geobserveerd en ik ben net huilend naar het toilet gegaan.´ Ze begrijpt uit Joep´s reactie dat hij haar niet begrijpt en gaat aan de andere kant naast hem zitten. ´Hij lijkt zo op mijn zoon,´ zegt ze tegen mij. ´Mijn enige zoon is bij een ongeluk overleden. Ik heb net zijn graf bezocht hier 120 kilometer vandaan. Hij had samen met mijn jongste dochter een ongeluk en zij is er bovenop gekomen, maar hij is overleden. Oh, mijn enige zoon. En hij lijkt zo op hem. Ik weet dat hij het niet is, maar even dacht ik... En hij had ook altijd zo´n pet op.´ Inmiddels begin ik me af te vragen hoe ze een gelijkenis kan zien met een gezicht dat zo onder het haar zit. Tenzij haar zoon ook een baard had, dan begrijp ik het. Alle mannen met baarden zien er hetzelfde uit en Joep is nu al een tijdje één van hen.
De vrouw wil graag onze namen weten en stelt zich voor als Dilma. Ze vertelt dat ze vijf dochters heeft. De oudste is de veertig gepasseerd en de jongste is 27, vrijgezel en woont nog bij haar moeder. Dilma is, zoals de meeste Latijns-Amerikanen, een echt familiemens. Ze staat op om een foto van haar jongste dochter samen met haar overleden zoon uit haar bagage te halen. In een houten reislijstje zit een ronde foto van haar twee kinderen. De jongeman heeft geen baard, maar wel een lang hoofd, zoals dat hoort bij een lang lijf. Daar houdt de vergelijking wat mij betreft mee op. Ze lijkt mijn gedachte te kunnen lezen en zegt: ´Van voren lijken ze misschien minder op elkaar, maar en profil precies.´ Ik til Joep´s pet op om nog een verschil te laten zien en ze zegt: ´Oh ja, mijn zoon had heel veel haar, maar ook zo heel kort.´ Ze wil het echt heel graag zien.
Dilma vertelt dat ze ervan overtuigd is dat ze hem weer tegenkomt in het hiernamaals. Ze is Katholiek, daar gelooft ze in. Ze vraagt of wij ook Katholiek zijn en citeert nog een stukje Bijbel. Ze legt uit dat ze veel geeft om de natuur en vindt het een wonder hoe God de mens heeft geschapen en wat de mens onderscheidt van de dieren. Dat wij hier zo met elkaar kunnen praten. Ze zegt dat ze graag leert, veel leest en graag gesprekken aangaat zoals nu met ons. ´Ik zag dat jullie goede mensen zijn, maar niet iedereen is goed. Er zijn veel vervuilde geesten.´ Fel steekt ze haar vinger op en vervolgt: ´Maar ik ben geen racist, nee, nee, iedereen is gelijk. Er bestaat geen blauw bloed, ieders bloed is rood.´
We merken dat ze de hele avond naast ons zou kunnen blijven zitten, mijn koude handen vasthoudend, in Joep´s been knijpend. Toch besluit ze afscheid te nemen. ´Ik laat jullie,´ zegt ze. Ze geeft ons ieder twee zoenen. ´In Argentinië doen we er twee, en jullie?´ Ik vertel dat wij er elkaar drie geven, maar dat mannen het onder elkaar houden bij een vriendschappelijke schouderklop. ´Nee, hier zoenen mannen elkaar ook. En dat vind ik goed hoor, vriendschappelijk dan, hè.´ Dilma trekt haar voorhoofd op en er schiet haar iets te binnen. ´Net op het damestoilet zag ik een man, ik moest goed kijken, op zúlke hakken. Hij was zich aan het opmaken.´ Afkeurend schudt ze haar hoofd. ´Nee,´ zegt ze. ´Die mensen zijn ziek.´ Tijdens dit afscheid moet ik toch mijn beeld van tolerante, sociale Dilma iets bijstellen.
Na deze onderbreking maakt ze opnieuw aanstalten om afscheid te nemen. ´Het ga jullie goed. Geniet van jullie reis en let goed op elkaar.´ Haar wenkbrauwen gaan wederom omhoog en ze verwijst waarschuwend naar een rampscenario uit het nieuws. ´Hebben jullie het niet gehoord dan, van die Fransen in Salta? Wat vreemd, het was veel in het nieuws.´ Ze praat ons nog even bij over deze gebeurtenis uit het nieuws, aangevuld met haar eigen inbreng en geruchten. Ik besluit niet heel aandachtig te luisteren.
In mijn ooghoek zie ik onze bus aankomen. ´Is dat jullie bus? Ja, ga maar.´ Ik stel haar gerust en zeg dat we goed op elkaar zullen letten. ´Ja, en zorg goed voor hem, het is een beetje mijn zoon. Wie weet kruisen onze wegen elkaar nog eens.´ Ja wie weet Dilma, wie weet.