maandag 26 december 2011

Kerstmis in de kathedraal van La Paz

'En dan komen we nu allemaal naar het midden om ter communie te gaan.' Nog voordat de bisschop, die deze mis leidt, de woorden heeft uitgesproken, staat het gangpad vol met hongerige Bolivianen. Naar dit deel van de kerstmis was ik misschien nog wel het meest benieuwd. Zullen de kerkgangers in La Paz zich in het huis van de Heer wel kunnen gedragen, of zullen ze net zoals in het verkeer en aan een willekeurige balie zo hard mogelijk duwen, dringen en toeteren om maar het eerst aan de beurt te zijn? Ik krijg niet eens de tijd om er over na te denken. De banken zijn al leeg en de menigte vormt met moeite en tegenzin twee rijen. Één voor de Bisschop en één voor de priester. Joep en ik besluiten aan te sluiten en ook de Vlaamse Berenice loopt met ons mee. De Duitse Timo, die officieel Protestants is, blijft zitten. Het voordeel van deze wanorde is dat het niet opvalt als je niet aansluit en zo word je niet meteen als ketter veroordeeld. Misschien stond je vooraan en heb je het lichaam van Christus al lang achter de kiezen.
In de rij meen ik te zien dat de hostie op de tong gelegd wordt. Maar ik kan het niet goed zien en ben er niet zeker van. 'Psst Joep, zie jij het? Leggen ze de hostie op de tong?' Veel tijd om goed te kijken krijgen we niet. De rij gaat zo snel. 'Wat moet ik doen?', fluistert Berenice. 'Moet ik mijn tong uitsteken? Hoe ver?' Er zijn er nog maar drie voor ons, nog maar twee. 'Ik weet het niet', slis ik wanhopig terug. Voor me zie ik dat de priester op zijn tenen moet gaan staan om Joep het lekkers op de tong te leggen. 'Het lichaam van Christus.' Ik steek mijn tong een beetje uit, hij wacht, okee, iets verder dan en daar komt de hostie. 'Amen', mompel ik met mijn mond vol. Hè, verkeerde volgorde! Bij het teruglopen valt het me op dat de kathedraal goed gevuld is. Dat was om tien uur, toen de mis begon, nog niet het geval. En om kwart over tien ook nog niet.
Tegen het einde van de dienst is het tijd om iedereen het beste te wensen. Als iedereen de eigen bank gehad heeft is de bank ervoor en de bank erachter aan de beurt. Ook wij krijgen stevige handen gedrukt van de mensen voor ons en achter ons. 'Gelukkig kerstfeest,' zeg ik bij de eerste. O nee, fout. Ze zeggen iets anders. 'U ook,' hoor ik Berenice zeggen. Dat is slim. Bij de mensen die volgen verbeter ik me snel en wens ik ze ook 'de vrede van de Heer', terwijl Joep in mijn oor blijft slissen, 'wat zeggen ze, wat zeggen ze?'
Na de afsluiting van de Bisschop stroomt meteen weer iedereen naar voren. Dit keer om het meegebrachte kindeke Jezus uit de kerststal te laten zegenen. Alle soorten en maten kindekes passeren de revue in wiegen, mandjes en dozen. Timo, Berenice, Joep en ik kijken nog even toe hoe alweer iedereen de eerste probeert te zijn.
Buiten zijn we nog even onder de indruk van het afgesloten stuk weg voor de kathedraal, dat streng bewaakt wordt door jonge, zwaarbewapende militairen. Bedelende vrouwen en kinderen zitten voor de ingang, terwijl de kerkgangers naar buiten lopen. 'Frohe Weihnachten', horen we achter ons. Een Duitser met een Boliviaanse schone aan zijn arm met daarnaast zijn schoonmoeder lijkt verheugd te zijn over onze aanwezigheid. 'Hoe gaat het?', vraagt de oude vrouw. 'Zeer goed,' antwoord ik. 'En met u?' 'Heel goed. Jezus is deze nacht geboren in mijn hart en ook in dat van jullie.'

vrijdag 23 december 2011

Cochabamba

Mag je een stad na een paar uur na de eerste kennismaking al haten om een toevallige samenloop van omstandigheden? Het lukt me niet om van deze stad te genieten. Na een nacht in een vrij luxe bus komen we niet aan op onze bestemming, het centrum van Cochabamba. Een bekend fenomeen in Bolivia, een wegblokkade als uiting van onvrede door de Indiaanse bevolking, zorgt ervoor dat onze bus niet verder komt dan de rand van de stad. Het is zeven uur 's ochtends en na een half uur voor ons uit staren concluderen we dat we op deze manier niet de stad in zullen komen en we besluiten onze backpacks uit het ruim te halen en te gaan lopen. De jongen van de busmaatschappij wijst ons nog in de goede richting.
Nadat we de blokkade gepasseerd hebben komen we tot de conclusie dat de minibussen en taxi's zo vol zitten dat ze de twee gringo's met overvolle rugtassen graag over het hoofd zien. Wij besluiten verder te lopen, gewapend met kompas en het opgedane enigszins logisch inzicht wat Zuid-Amerikaanse stadsindeling betreft. Zo leidt de grote witte Jezus Christus boven op de berg ons naar het centrum. Als we hem in de rug naderen weten we dat we op de goede weg zijn.
Na anderhalf uur lopen en sjouwen op een lege maag komen we bij het verblijf dat we in gedachte hadden. Residencial Familiar. We hebben gelezen dat we moeten benadrukken dat we getrouwd zijn, om van de Katholieke eigenaren een kamer met een tweepersoonsbed toegewezen te krijgen. Toch krijgen we, na de administratieve afhandeling op een 30" computerscherm het slot van kamer 28. Deze kamer lijkt nog het meest op een ruime achterkamer voor een grote familie. Er staan twee eenpersoonsbedden die me bij de eerste aanblik de slaap die ik nog had meteen doen vergaan.
Ik besluit een douche te nemen, maar moet even wachten. Een geëlektrocuteerde Fransman komt naar buiten lopen en hij mompelt half in het Spaans dat hij een schok krijgt. Ik gun hem daarna de volgende douche die vrij komt. Ik neem het zekere voor het onzekere en wacht mijn beurt af op de volgende douche. Tijdens mijn douchebeurt kom ik er achter waarom de knop afgetaped is. Als dit niet zo was geweest had ik waarschijnlijk bij de eerste aanraking al een enorme opdonder gekregen. Nu gebeurt dit pas als ik met mijn volle hand kracht zet. Gelukkig had ik dit keer het advies uit de reisgids opgevolgd rubberen slippers te dragen onder de Latijns-Amerikaanse draadjes-douchekoppen. Toch is het vuur in me aangewakkerd. Ik veeg de druppels van mijn huid, trek mijn stinkende buskleren weer aan en ga terug naar ons hol. 'Joep, we gaan!' Gelukkig is hij het roerend met me eens en binnen no-time staan we met volle bepakking bij de receptie om het slot in te leveren. 'We kunnen hier niet blijven, het spijt me,' zeg ik. Meer toelichting heeft het meisje blijkbaar niet nodig, want voordat ik mijn zin af heb zegt ze, 'Okee, doei!'. De jongen naast haar staat wat beduusd te kijken, maar ik besluit het erbij te laten. Wegwezen.
Het lukt me gedurende de dag niet meer de stad los te zien van dit stroeve begin. Ik blijf Cochabamba associëren met blokkades en electrische schokken in plaats van met de aardige mannen die ons de weg wezen, de lekkere bak koffie in het café op de hoek, de sfeervolle stadspleinen en de meneer van de receptie van het volgende hostel, waarmee ik heerlijk grap over Joep die nog steeds zijn paspoortnummer niet uit zijn hoofd weet en dit bovendien niet kan verstaan omdat hij geen Spaans spreekt.
Nu regent het en hebben we besloten dat we morgen doorreizen naar La Paz. Zodra we daar uit de bus stappen gaan we met een schone lei door met de laatste twee maanden van onze reis en zullen we ons opmaken voor een bijzondere kerst.


Fijne kerst allemaal!

Op weg door Bolivia

We zijn gewaarschuwd. In het regenseizoen kan een busreis over de Boliviaanse, deels onverharde en deels onbestaande en  geïmproviseerde, wegen een avontuurlijke tocht zijn. Toch willen we graag meer zien van dit land dan alleen de hoogvlakten en dus trekken we oostwaarts, meer richting de Amazone. En daarom staan we stil al een uur nadat we vertrokken zijn uit Sucre. Een deel van de berg ligt over de weg en een mini-bulldozer stort van boven de overgebleven losse rotsen naar beneden. Ook beneden staat een handjevol werklui om de weg weer berijdbaar te maken. De bussen en vrachtwagens staan geduldig te wachten en de chauffeurs en de passagiers gaan naar buiten om het geheel van dichterbij te kunnen bekijken. Er vormt zich al snel een minimarkt, verzorgd door de plaatselijke bevolking die lucht heeft gekregen van het gebeurde en ons van alle soorten etenswaren voorziet. Vrouwen die zich van wat vocht willen ontlasten maken al knielend gebruik van hun grote traditionele rokken. Het schouwspel is compleet.
Een uurtje later is een deel van de weg vrij en veilig genoeg verklaard. Het verkeer kan een voor een van twee kanten de berg stenen passeren. Onderweg pikken we nog wat mensen op waarvoor geen stoel meer vrij is en die daarom de hele nacht in het gangpad doorbrengen.
Nog een aantal uren later word ik uit mijn halfslaap gewekt, omdat we wederom stilstaan. Dit keer is het pikdonker en zie ik alleen een aantal zaklampen op en neer rennen. Als mijn ogen wat gewend zijn aan het donker zie ik dat we in een rij staan met meerdere bussen en vrachtwagens en dat aan de andere kant van de bocht vanalles te doen is. Onze chauffeur haalt achter uit de bus een schop en rent naar voren. Daar waar het verkeer van beide kanten elkaar ontmoet en niet meer verder kan hebben chauffeurs zich verzameld en proberen ze van het rulle zand een berijdbaar stuk weg te maken. Als ze denken dat het stuk weg stevig genoeg is, is de eerste bus aan de beurt. Om vaart te kunnen maken rijdt deze eerst een flink stuk naar achteren, tot de bocht en passeert daarna weer alle bussen en mensen in volle vaart naar voren. Het duurt een paar pogingen en nog een paar keer scheppen, maar dan is bus nummer een, later ook bus twee en wij als derde, door het rulle zand. Klaar om de weg te vervolgen.
Onze chauffeur blijkt de rest van de rit, die ons over wegen en bij gebrek en wegen door rivieren leidt, de verloren tijd ingehaald te hebben. Al in de ochtend bereiken we een eerst totaal anders, jungleachtig, landschap en vervolgens stedelijk gebied.We blijken echt al in Santa Cruz aangekomen te zijn en we hebben er maar zestien uur over gedaan in plaats van de beloofde twintig uur en de vierentwintig uur waarmee we daarom maar rekening hielden.

woensdag 21 december 2011

Salar de Uyuni

Met zout in mijn spijkerbroek, stof in mijn neus en nog steeds een lichte zweem van de knallende koppijn van de afgelopen dagen, nemen we afscheid van Jorge en Richard. Deze twee neven hebben ons, een groep van twaalf Europeanen, de afgelopen drie dagen kennis laten maken met al het moois dat de Boliviaanse hoogvlakten, oftewel de altiplanos, de wereld te bieden hebben.
Bij de Boliviaanse grens, drie dagen daarvoor, wordt onze groep verdeeld over twee jeeps. Joep krijgt, neemt en heeft het voorrecht om met zijn lange benen de hele weg voorin te zitten. De Duitse Andrea en ik nemen de achterbank en de eveneens Duitse jongens Max, Fidel en Percey zitten op de bank in het midden.
De jeeps stoppen regelmatig om ons van het natuurschoon te laten genieten. Andrea en ik klimmen dan van achter uit de jeep, als de Duitse drie niet vergeten de deuren open te laten en te helpen de bank neer te klappen. Richard voorziet het geheel van passend, kort, maar krachtig commentaar, zoals 'gekleurd meer', 'vulkaan', 'flamingo's' en 'woestijn'. Na voorzichtig doorvragen weet hij meestal iets meer te vertellen. Zo weet hij bijvoorbeeld dat het groene meer steeds groener wordt naarmate het harder gaat waaien. Het water komt dan in beweging en in samenspel met de mineralen zorgt dit voor een knalgroene kleur.
Hoewel hij me vertelde dat hij zijn Engels wil oefenen, reageert Richard niet op vragen in het Engels. Daarom is het voorin de jeep vrij stil. Aan het eind van de eerste dag vraag ik hem wat we morgen zullen gaan zien. In geuren en kleuren somt hij op: 'woestijn, meren, vulkanen en wat stenen'. Ook dat belooft een afwisselende dag te worden.
We hebben een prettige groep, het klikt goed en we helpen elkaar of laten elkaar juist met rust als iemand last heeft van de hoogte. De laatste dag gaan we met z'n vijven op de top van de berg achter ons zouthostel de zonsopgang bekijken. Om vijf uur staan we klaar om naar boven te klimmen. Dit is door de hoogte waarop we ons bevinden nog niet zo gemakkelijk en eenmaal op de top krijgen we nog even de tijd om uit te hijgen voordat de zon opkomt. Het deel van de zoutvlakte dat we kunnen zien kleurt mooi bij de aanraking van de eerste zonnestralen en ook de berg waar we op staan, met de typische kandelaarcactussen, krijgt een mysterieuze oranje kleur.
De rest van deze laatste dag staat in het teken van de Salar de Uyuni. De zoutvlakte die 12.000 km² bestrijkt. Onder deze laag zout van zes à zeven meter dik zit water. De jeeps rijden over dit gebied en Joep wil graag weten hoe Richard zich kan oriënteren op dit grote verblindende vlak. 'Ik ken dit gebied gewoon heel goed.' We hadden niet anders verwacht.
Voordat we in het stadje aankomen bezoeken we het zoutwingebied, waar het zout in bergjes opgestapeld wordt door de arbeiders. Van dit zout wordt keukenzout gemaakt voor gebruik in Bolivia. Richard denkt dat het overschot geëxporteerd wordt. Ik probeer hem deelgenoot te maken van ons zouttekort op de Europese wegen, maar de enige reactie is een onbegrijpend lachje.

vrijdag 9 december 2011

Woeste hoogten

Stoom, veel stoom. Dat komt, vertelt de gids, omdat we in een vochtig seizoen zitten. De luchtvochtigheid is dus hoog voor dit gebied, dat in een woestijn ligt. Daarbij ligt de temperatuur nu, net voor zonsopkomst, 7 graden Celcius onder het vriespunt, dus het verschil met de watertemperatuur is groot. En dat veroorzaakt stoom, veel stoom. Bijna alles is wit, alles is wit, echt alles is wit. Ik heb al snel in de gaten dat dit niet goed is en waarschuw de gids, zoals hij gevraagd heeft. Meteen waarschuwen, zodat we er snel bij zijn. Van de gids zie ik nu alleen nog de contouren van zijn zwarte krulhaar en de twee donkerblauwe, spiegelende brillenglazen. Hij vraagt me hoe vaak ik hem zie. 'Serieus, hoe vaak zie je mij?' 'Ik zie alleen je bril,' weet ik te antwoorden. 'Okee, dan help ik je even.' Hij begeleidt me naar een muurtje en trakteert op een heerlijke Nescafe met drie scheppen suiker. Precies mijn recept. Joep vraagt of het goed is als hij even verder gaat met fotograferen. 'Het licht is nu zo mooi.' Een paar minuten later kan ik de prachtige geisers weer zien. Borrelend water en stoom komen uit de kraters omhoog. Het is niet meer één witte waas. Het zonlicht is deze nog steeds zwak voor Noord-Chileense begrippen, maar ik voel wel al de warmte die alweer een hete dag aankondigt.
We zijn deze ochtend om vier uur vertrokken en en in twee uur van het stadje op 2400 meter naar het geiserveld op ruim 4000 meter gereden. Op die plotselinge verandering naar een dermate ijle lucht reageert niet ieder lichaam even goed. Een Vlaamse geeft me nog wat cocabladeren om te kauwen. Het heeft haar goed geholpen zei ze. Nadien had ze geen last meer. Dus ik stop er een paar in mijn mond. Het natuurlijke thermaalbad sla ik maar over. Joep springt er wel in, lekker warm, zo'n 35 graden, maar als het tijd is om eruit te komen ligt de luchttemperatuur nog steeds niet boven nul. Al cocabladeren kauwend sla ik dit tafereel gade en ik voel me steeds beter.
Morgen beginnen we onze driedaagse jeeptour door Bolivia, waarbij we op dag één naar ruim 5000 meter zullen stijgen en op die hoogte overnachten. De adviezen die ik kreeg zal ik ter harte nemen, waardoor ik de komende drie dagen op een dieet van water, chocolade en cocabladeren zal moeten leven. Het leven van een reiziger is zwaar.

woensdag 30 november 2011

Over de grens

"Van wie zijn deze tassen?"... "Is er iemand hier de eigenaar van één van deze tassen?" Slaperig kijken alle buspasagiers voor zich uit. We hebben twee rijen moeten vormen achter lange werkbanken waarop we onze handbagage moeten leggen. Het is half twee ´s nachts en we zijn net wakker gemaakt door de buschaufeur om de grens te passeren. We moeten de bus uit, al onze handbagage en formuliertjes meenemen en in de rij aansluiten om Argentinië te mogen verlaten. Mijn paspoort wordt gescand en "bam", een stempel en door naar de volgende rij om Chili in te kunnen. Weer wordt mijn paspoort gescand en "bam", nog een stempel. Welkom in Chili. In de rij worden we besnuffeld door een dolle verdwaalde golden retriever. Ik wens dat maar niemand door dit beest gebeten wordt. Als ik de slaap uit mijn ogen wrijf en nog eens goed kijk zie ik dat de hond enigszins gedirigeerd wordt door een man in uniform. O ja, dit hoort er natuurlijk bij.
We hebben de afgelopen drie maanden al menige landsgrens gepasseerd waarvan sommige meerdere malen, maar toch kan ik er maar niet aan wennen. Er bekruipt me telkens een ongemakkelijk gevoel. Dat komt deels doordat de procedures overal anders zijn. De ene keer, zoals nu, zitten de twee landsvertegenwoordigers naast elkaar achter dezelfde balie met ieder een eigen loketje, de andere keer liggen ze op kilometers rijden van elkaar en moeten we weer de bus in en uit. De ene keer moet je uitstappen en de andere keer kun je blijven zitten. Soms wel of soms geen formuliertje invullen en dan is de bagagecontrole ook nog overal verschillend. De andere reden voor dit ongemakkelijke gevoel heeft te maken met het machtsvertoon van de douanebeambten. Tussen al die serieuze blikken in uniform voel ik me heel klein worden, alsof ik daadwerkelijk iets te verbergen heb. Ik kan het niet laten toch te proberen ergens een gezicht te ontdooien of een uniform uit zijn of haar rol te lokken.
Op dit uur word ik recalcitrant van dit idiote toneelspel. Joep en ik grappen wat over de manier waarop we hier opgesteld staan, maar dit wordt niet gewaardeerd. "Van wie zijn deze tassen?" klinkt het opnieuw. En dan pas zie ik dat de rechter van mij is. Alsof ik een slecht rapport bij de juf op moet komen halen loop ik met tegenzin naar voren. Ik moet de tas openen en terwijl ik de rits van de hoes open rollen de strenge man en vrouw met hun ogen. "Oh nee," zucht de vrouw, "een rugzak." "Een tas in een tas," zegt de man, alsof alleen dat al een misdaad is. "Ja, die moet dus ook open," gebiedt de vrouw. Hun random selectie is blijkbaar niet zo random als ze doen voorkomen, want rugzakken daar beginnen ze liever niet aan. Die zijn toch echt te ingewikkeld. Dit bleek ook al eens toen Joep´s tas eruit gevist werd. Die keer mochten we tijdens de procedure in de bus blijven en kwam er een man de bus in omdat Joep zijn tas open moest maken. Toen in de hoes een rugzak bleek te zitten en de arme jongen ook al geen Spaans begreep was het commentaar, "rits maar weer dicht," en er werd een oogje toegeknepen.
"Fruit, verse producten?" vraagt de man terwijl hij om me heen loopt. "Nee, want dat mag niet," antwoord ik. De vrouw begint aan de bovenkant van mijn tas, duidelijk niet wetende hoe zoiets open moet. Ik help haar en rits en gesp de voorkant ook open. Hoe sneller we hiermee klaar zijn, hoe beter. Er is vooral wat kleding en een handdoek te zien. "Alleen kleding?" Ja, wat denk je, muts? Je mag blij zijn dat alles net fris gewassen is. Maar ik zeg: "ja, kleding, poncho, schoenen, lakenzak, boeken..." Hebbes, ze heeft beet hoor. "Wat is dit?" "Malariapillen," antwoord ik. "Oh." En ze gooit het doosje weer terug. Ik mag weer inpakken, terwijl ze nog niet de helft gezien heeft en ik word weer terug naar mijn plaats gestuurd. Daar snuffelt een hond over de tafels aan alle handbagage en daarna nog een andere. De één is vast gespecialiseerd in verse producten en de ander in drugs. Vervolgens mogen we onze tassen op de lopende band leggen voor een röntgencontrole. "Het is goed hoor," knipoogt het andere uniform achter het schermpje, alsof hij daar me wil zeggen: "jij hebt al genoeg moeten doorstaan deze nacht. Ga jij maar weer lekker verder slapen in de bus."

zaterdag 26 november 2011

Busreis

Eerlijk is eerlijk, in de meeste Zuid-Amerikaanse landen die we tot nu toe doorkruisd hebben is het reizen per langeafstandsbus de meest luxe vorm van vervoer. De wagens zijn uitgerust met ruime zitplaatsen waarvan de rugleuning ver naar achteren kan zonder de achterbuurman al te veel tot last te zijn. Daarnaast worden we getrakteerd op prachtige uitzichten, die na 800 kilometer van hetzelfde type laagvlakte met hetzelfde type struik soms wat gaan vervelen, maar dan is er altijd nog het entertainment in de vorm van barslechte actiefilms of zoetsappig en komisch spul met Jennifer Aniston al of niet in het Spaans nagesynchroniseerd.
Deze rit heb ik echter minder geluk. Omdat Joep en ik er tijdens onze ontspannen reis er een gewoonte van gemaakt hebben niet te ver vooruit te plannen en te reserveren, komt het nu het hoogseizoen begint te naderen wel eens voor dat we de laatste beschikbare plekken innemen. Dat hoeft geen probleem te zijn. Laatst nog, zat ik naast een aardige Franse jongen die een vertaling van Jorge Luis Borges aan het lezen was (zoals iedere Europeaan die door Argentinië reist) en maar een beetje snurkte tijdens de nachtelijke uurtjes. Dat de situatie de komende 19-urige rit van Bariloche naar Mendoza anders zal zijn, blijkt meteen als ik de aan mij toegewezen plaats gevonden heb. Helemaal vooraan beslaat een Argentijnse vrouw van een jaar of 65 beide zitplaatsen met haar drie tassen plus een doos handbagage en haar niet geringe omvang. Ze draagt een lichtroze ingekorte joggingbroek van het stof waarvan je niet weet of het de buitenkant of de binnenkant is. Haar voeten in lichtroze slobsokken heeft ze vanochtend in smalle zwart met goudkleurige nepadidasjes weten te proppen. Als ik haar vriendelijk vertel dat één van de twee stoelen aan mij toegewezen is, wendt ze haar blik af en begint ze haar bagage te verplaatsen en uiteindelijk ook zichzelf, zodat er precies een halve stoel voor mij over blijft. Ach, in een vliegtuig heb je doorgaans minder plaats.
Tot een gesprek wil het niet komen en daarom besluit ik mijn koptelefoon op te zetten en van het uitzicht te genieten. Helaas heeft een Chileense vulkaan, de Hudson, deze regio al maanden in zijn greep door nonstop zijn as uit te spuwen en door de wind deze kant op te laten blazen. Herstel, het is geen as, het is "vulkanisch zand". Dat heeft Gastón, hosteleigenaar in Puerto Madryn, ons verteld en dus noemt iedereen het as en Joep, Gastón en ik noemen het "vulkanisch zand". Dit "vulkanisch zand" zorgt ervoor dat ik elke paar uur mijn oren en neus moet schoonmaken, mijn mond niet te ver open kan doen en dat ik vanuit de bus net zoveel kan zien als bij dichte mist. Ik leg me daarbij neer en op dat moment wordt er een film ingestart die me eraan doet herinneren dat mijn stoel onder het scherm zit en ik dus niets van de film zal zien. Gelukkig staat het volume op de hoogste stand, zodat ik niets hoef te missen van Lágrimas del sol, de Spaans nagesynchroniseerde versie van Tears of the sun.
Zo besluit ik mijn Moleskineboekje en één van mijn niet verdwenen pennen ter hand te nemen. We rijden deze trip over een geheel geasfalteerde nationale route, wat het schrijven in de bus vergemakkelijkt. En als ik uitgeschreven ben kan ik altijd nog Pelican Bay of Extreem Luid en Ongelooflijk Dichtbij voor de tweede keer gaan lezen. Of ik kan gewoon de andere helft van mijn zitplaats opeisen door met mijn heupen te wiegen en proberen te gaan slapen.

vrijdag 25 november 2011

Het W-circuit in Torres del Paine

Op de tweede dag van onze vierdaagse trektocht door Nationaal Park Torres del Paine in Chili waaien we aan bij een blokhut. Na een hete thee en een lang overleg besluiten we hier een bed te nemen in plaats van de twee uur door te lopen naar de volgende faciliteitloze gratis camping. Het is welliswaar pas vijf uur als we aankomen en het is er zeker tot half tien licht, maar we zijn al om vijf uur deze ochtend gestart en de wind is nu zo sterk dat zelfs het water uit het meer waait en er her en der een zorgvuldig opgezette tent voorbij komt. Na een heerlijke douche die we dan ook maar meteen meepakken, nu we er toch zijn, proosten we op ons besluit.
Alban, onze nieuwe Franse vriend en reisgenoot sinds een week, knoopt een gesprek aan met Ricardo, de Chileense blokhutmedewerker, student psychologie en kersverse vader van een dochtertje. Hij werkt elf dagen in de hut en is er dan vier vrij. Ik stel me voor hoe hij elke vijftien dagen de 120 onverharde kilometers vanaf het dichtsbijliggende stadje Puerto Natales per bus aflegt naar het park, om vervolgens verschillende uren te hiken om op zijn werk te komen. Het mag gezegd worden, een mooiere route naar je werk bestaat niet en het is gegarandeerd filevrij, maar toch groeit mijn respect voor de medewerkers. Ook voor Andrés, de jongen die ons op de eerste camping inschreef en daar elf dagen achtereen in zijn hut in eenzaamheid op zijn gitaar tokkelt.
Ricardo raakt snel op dreef in het gesprek met deze geïnteresseerde toeristen. ´Ach, deze windsnelheden zijn wel gebruikelijk. Je moet gewoon goed uitkijken en op de paden blijven, dan gebeurt er niets. Ja, er zijn wel eens wat mensen naar beneden gevallen en dan moet er een helicopter komen om de boel te redden, maar soms is het te laat. Vorig jaar is er nog één omgekomen, ja, dat gebeurt. O, en twee jaar geleden een Fransman.` Hij knikt naar Alban. Ik herinner Ricardo er aan dat wij nog twee dagen en zo´n vijftig kilometer voor de boeg hebben, veelal over smalle paadjes, rotsachtig of zanderig, met of zonder steile afgrond en rukwinden, en dat wij over dit soort informatie liever niet beschikken. Ik krijg een flashback naar de eerste dag, toen we om de berg heen wandelend aan de andere kant aangekomen verrast werden door een stevige wind en een diepe afgrond. Als ik de volgende dag met backpack en al in een boom beland door een plots opkomende rukwind, houd ik me nog even stevig vast.
Joep is geïnteresseerd in de bevoorrading van de blokhut. Het is duidelijk dat geen enkel voertuig de paden op kan en het lijkt ons sterk dat elke medewerker om de vijftien dagen iets meeneemt uit de stad. ´Nee,` vertelt Ricardo, ´de bevoorrading gebeurt met paarden. Een paar maanden geleden is er ook een paard gevallen, het arme beest. O, maar dat soort verhalen wilde je niet horen hè?` Hij kijkt me grijnzend aan.
Na een heerlijke nacht in een bed zijn we klaar om de verloren twee uur van gisteren in te halen en die verrekte "W" de komende dagen af te maken. Ik tape mijn kreupele voeten in, ontlast de druk van de backpack op mijn gewonde sleutelbeen met een sjaaltje en geef mezelf een innerlijke peptalk. Zo halen we die dag de verloren tijd in. De volgende nacht op de camping slapen we nauwelijks door de aanhoudende regen in combinatie met onze lekke tent en een even zo lek slaapmatje. Het deert niet. We ronden de mooiste hike die je in Patagonië kunt maken met succes af en genieten nog steeds na van de prachtige beelden die Torres del Paine op ons netvlies heeft achtergelaten.

Het einde van de wereld

Ushuaia wordt ´het einde van de wereld` genoemd. Het is het zuidelijkste stadje op aarde en ligt in Tierra del Fuego, oftewel Vuurland, Argentinië. Veel reizigers door Argentinië en Chili besluiten ergens in Patagonië te stoppen met hun reis naar het zuiden vanwege tijd- en/of geldgebrek. Toch krioelt het in deze stad van de toeristen die ofwel met het vliegtuig ofwel met de bus, op de veerboot en over onverharde weg gekomen zijn. Deze toeristen komen naast voor de ervaring van het zich bevinden op dit uiterste puntje van de aarde ook voor de natuur en de activiteiten die deze te bieden heeft. Dat blijkt uit de outdooroutfits en de ontelbare daarop inspelende outdoorwinkels die het stadje rijk is. De bebouwing lijkt een Latijns-Amerikaanse versie van het Zwitsers chalet: een deels houten deels gestucte of met cement besmeerde vrolijk gekleurde gevel, een golfplaten dak en nada aan isolatie.
Naast de outdooractiviteiten zorgt een museum, de voormalige gevangenis, voor de nodige afwisseling. De rondleiding wordt geleid door Horacio die de veel te grote groep aankijkt alsof hij de bewaarder is en wij de gevangenen. Het gaat hier helaas niet om een rollenspel, dat zou het half uur misschien nog spannend maken. Er kon zelfs geen sappig waargebeurd en aangedikt verhaal van af. Nee, Horacio houdt van droge kost op monotoom stemgeluid zonder ruimte voor vragen. Zo weten en vergeten we nu hoeveel gangen en cellen het gebouw heeft en waarom, van welke materialen het destijds gebouwd is, dat in de gang waarin we ons nu bevinden dus niets meer origineel is en dat de ruimte waarin nu de gesloten bar zit gebruikt werd als gymzaal.
Terug in het hostel blijkt dat het ´einde van de wereld` ook maar een relatief begrip is. Voor een paar duizend dollar vertrekt een Nederlands stel de volgende dag naar het volgende einde van de wereld: Antarctica.

dinsdag 8 november 2011

Vaderlandsliefde

Monument Argentijnse vlag in Rosario

'In Buenos Aires stikt het van de tangoclubs, ja. Maar daar wonen drie keer zoveel mensen. Hier in Montevideo zijn net zoveel clubs en dus zijn er hier veel meer mensen die dansen. En jong en oud danst hier de tango, echt ie-der-een danst hier. En mate, natuurlijk wordt er in Argentinië mate gedronken, maar hier in Uruguay zie je het echt o-ver-al. Overal, op straat, op het werk, op school, op feesten, overal. En vlees? Eten de Argentijnen veel vlees? Wij eten pas veel vlees.'
Ik heb het idee dat ze nog wel even door kan gaan, maar Eugenia wordt ten tango gevraagd door José en dat laat ze niet schieten.

In Argentinië hebben we al van een Uruguayaanse gehoord dat de mensen in haar vaderland veel aardiger zijn. Het is er bovendien veel rustiger en aangenamer. Op hun beurt lopen de Argentijnen over van trots als het hun eigen land, regio en woonplaats betreft. In Rosario bezoeken we een monument, speciaal opgericht voor de bedenker van de nationale vlag en bijbehorende filosofie. Vlak aan de waterkant bestrijkt daar een enorm wit bouwwerk vele vierkante meters van de stad. De kathedraal er achter valt hierdoor in het niet en zo wordt de door de rest van het continent veronderstelde arrogantie van de Argentijnen schaamteloos tot uitdrukking gebracht. En Uruguay, ach, dat zou net zo goed een provincie van Argentinië kunnen zijn, hebben we al gehoord.
Zelfs in het "vergeten" land Paraguay komt de vaderlandsliefde dubbel en dwars tot uitdrukking. Joep heeft in Brazilië besloten van elk land dat we aan zullen doen vlaggetjes te verzamelen. Dus gaan we ook in Paraguay, het tweede land van onze reis, op zoek naar een vlaggetje voor op zijn tas. Daar gooien de souvenirwinkels roet in het eten. Als ik voor het eerst vraag naar een kleine vlag, komt de dame in kwestie aan met de kleinste vlag. Het is er één van een maat waarmee we Joep's hele backpack in kunnen pakken. Een hele kleine vlag dan? Of een superklein vlaggetje? Het mag allemaal niet baten. Kleine vlaggen zijn in het hele land niet verkrijgbaar en de ondernemers lijken vaak zelfs geschokt door de brutale vraag.
En welk land is tot nu toe onze favoriet? Brazilië om de sensualiteit en de levendigheid, Paraguay om de heerlijke en oprechte onnozelheid, Argentinië om de verscheidenheid en veelzijdigheid met name van het landschap en Uruguay om de oprechtheid van de opvallend aardige mensen.
En wat Eugenia betreft, die kwam in haar afgebroken betoog niet toe aan de dulce de leche, of misschien weet ze zelf ook dat het Argentijnse recept vele malen beter is.

vrijdag 4 november 2011

Op zoek naar gaucho's




Speciaal voor de gaucho's trok de Duitse Laura naar Tacuarembó, in het noorden van Uruguay. De zichtbaarheid van de gaucho`s viel haar tegen en ze besloot de uitdagende busreis naar de oostkust te maken, die dwars door gaucholand leidt. Daar komen we haar tegen. Als we door een aanrijding onze aansluiting dreigen te missen spreekt ze ons aan om te vragen of wij dezelfde bestemming hebben. We missen onze directe overstap en moeten een paar uur wachten in Melo. We zijn het met elkaar eens dat het aantal zichtbare gaucho`s niet zo groot is als we hadden gehoopt en bij het zien van de eerste de beste in vol ornaat, op een bankje voor de busterminal, rent Laura met haar camera op hem af. Het zou een bijna perfect plaatje zijn: een oude gaucho met baret, overhemd en plofbroek met daaroverheen zijn leren laarzen. Alleen zijn paard mist. Hij wil echter niet op de foto.
Tijdens de volgende busrit naar het plaatsje Treinta y Tres wordt het landschap steeds mooier, groener en glooiender en her en der draaft een paard met z`n gaucho om een kudde runderen bijeen te drijven. Laura ziet hier echter niet veel van. Al bij de eerste stop wordt de stoel naast haar bezet door Roberto. 'Hallo, waar kom je vandaan?' vraagt hij geïnteresseerd. 'Duitsland.' antwoordt ze. ' Wat doe je hier?' 'Ik ben op reis.' 'Alleen?' vraagt hij verbaasd. 'Alleen, ja.' 'Waarom reis je alleen?' 'Omdat...' 'Je moet je zonnebril maar ophouden, zodat de mannen je mooie ogen niet zien.' Laura lacht vriendelijk. Eindelijk een echte gaucho. En nog wel naast haar in de bus, maar helaas niet in geheel in klederdracht en door zijn praatjes worden we gedwongen ons romantisch beeld van de eenzame zonderling op een paard wat bij te stellen.
Roberto is op weg naar Montevideo, heeft vijf paarden, wat runderen en vijf kinderen. Naar het aantal vrouwen durft Laura niet te vragen. Hij vertelt honderduit over het landschap, de oorsprong van de naam van het gebergte rechts, de koeien en met welk doel ze gefokt worden: melk of vlees. Hij vertelt dat er speciale zwart met witte koeien worden gefokt voor de melk, "las vacas holandesas", en vraagt of Laura weet of ze ook echt uit Nederland komen. Ze verwijst naar ons Nederlandse experts en dan krijgt hij ons in de gaten. 'Zijn het Nederlandse koeien?' vraagt hij wederom geïnteresseerd. 'Ik denk het wel,' antwoord ik, 'in Nederland zie je ze veel en ze worden er gefokt voor de melk.' 'Kun je me er één sturen? Dan stuur ik jou een paard, nou ja, een foto van mij en mijn paard.' Ik beloof hem dat ik mijn best zal doen.
Als wij uit moeten stappen wijst hij ons nog heel vriendelijk de weg naar onze volgende bus, rookt zijn sigaretje, pleegt een telefoontje en stapt weer in de bus, verder naar de grote stad. En wij reizen door naar het oosten, met onze buik vol van gaucho`s.

vrijdag 28 oktober 2011

Tenedor libre

Als om half negen ´s avonds de restaurantdeuren openen stormt de grote groep wachtende mensen naar binnen. Wij volgen en krijgen een tafeltje toegewezen. ´Eet u van het buffet of van de kaart?´ vraagt de ober in het Spaans aan Joep. Joep kijkt me vragend aan en ik antwoord: ´Van het buffet.´ De man wendt zich wederom tot Joep en vraagt: ´Te drinken?´ ´Bier,´ antwoord ik. Hij knikt naar Joep en zegt hem dat we naar het buffet mogen gaan.
Het Zuid-Amerikaanse fenomeen Tenedor libre weten we nu, is een restaurant met een buffet, aangevuld met heel veel gegrild vlees. De eerste keer in Paraguay kwam een serveerder, nadat we ons tegoed hadden gedaan aan het buffet, met grote spiezen vlees langs de tafels. We mochten telkens aangeven hoeveel we van het stuk vlees wilden hebben en dan werd het voor onze neus afgesneden. Twee dagen later moesten we met Joep naar het ziekenhuis vanwege een niersteenaanval.
Ook nu is het niet helemaal duidelijk wat de bedoeling is. De ober ploft in het voorbijgaan de literfles bier op tafel en loopt in hetzelfde tempo door. Wij lopen aarzelend langs het buffet en vullen ons bord met de salades en aardappelen, niet te vol, voor de zekerheid en met vanuit onze ooghoek de mannen bij de grote vuurplaats en de bergen vlees in de gaten houdend. Zal dit bij het buffet horen en komen ze straks weer langs, of is het voor de eters van de kaart?
Op het moment dat wij aanstalten maken terug naar de tafel te gaan, komt de rest van de inmiddels flink gevulde eetzaal op het buffet afstormen. Niet tafel voor tafel, familie voor familie, maar allemaal tegelijk. Er komt beweging in de mannen van het vlees, die de bordjes van de hongerige menigte vullen. Dus toch. Dan durven ook wij langs de "vleesbalie" te gaan. Degenen die klaar zijn voor het nagerecht snellen naar de koelvitrines om grote stukken taart af te snijden en daar hun bord mee te vullen.
Als we aan de rekening toe zijn zien we alweer een volgende touringcar met Argentijnse toeristen aankomen. De ober vraagt Joep of het gesmaakt heeft en handelt de zakelijke kant af, waarna ik achter mijn man aan naar buiten loop.

donderdag 27 oktober 2011

Tango in Buenos Aires

In Buenos Aires is de tango volop aanwezig, in allerlei vormen. Het is één van de handelskenmerken van de stad. Souvenirwinkeltjes liggen vol met prullaria in het thema van deze sensuele dans. Toeristen worden op straat aangesproken door de ene na de andere aanbieder van een spectaculaire tangoshow met of zonder diner. De reisgids heeft het naast deze shows, ook over voorstellingen op straat in de weekends en in de buurt La Boca. Helaas blijkt zo´n straatvoorstelling niet voor ons weggelegd. In het weekend regent het en ook ons bezoek aan La Boca wordt vergezeld door een fikse plensbui.
Op vrijdagochtend in een café aan de koffie denken we na over de manier waarop we onze vrijdagavond zullen vullen en of we toch zullen zwichten voor een grootse tangoshow. Van de leestafel pak ik de cultuurbijlage van de Clarín, te vergelijken met de Telegraaf, maar dan iets stijlvoller. Mijn oog valt op een aankondiging van activiteiten rond tango-maand oktober. Zo vallen we met onze neus in de boter, want de krant organiseert elke vrijdagavond van deze maand een tangovoorstelling door een gerenomeerd orkest. Deze eerste vrijdag zal Vale Tango het spits afbijten. De gratis kaarten zijn vanaf zes uur af te halen en de voorstelling zal om half negen beginnen.
In de rij voor aanvang van de voorstelling blijken er veel Argentijnse dames te zijn die slechter Spaans lezen dan ik en juist aan de enige toeriste in de rij vragen of ze kaarten nodig hebben. We concluderen al snel dat we een vreemde eend in de bijt zijn in het publiek, met onze netjes om zes uur afgehaalde kaarten, onze afwijkende leeftijd en nationaliteit. Het mag de pret niet drukken, in tegendeel. Dit is een avondje tango pur sang. We nemen plaats op kleine stoeltjes in dicht op elkaar geplaatste rijen, zodat Joep de gehele voorstelling met gespreide benen mag uitzitten. Zo geniet het publiek bil aan bil van een prachtige voorstelling van het ervaren orkest met internationale faam, een stel dansers waarvan de dame wereldkampioene is en een krachtige zanger. Het plaatje is voor ons compleet. We doen met het ge-oe en ge-aa van het publiek mee en beginnen net als de Argentijnen een refrein voor het einde alvast te klappen en ´bravo´ te roepen. Wat een enthousiasme! Deze saamhorigheid kennen we in Nederland alleen van het TROS-muziekfeest en dan hossen we "gezellig" mee. In Argentinië beleeft het volk dicht op elkaar de mooie klanken en het prachtige beeld van de tango. En wie denkt dat deze sensuele dans alleen weggelegd is voor de ouderen en de toeristen heeft het mis. Op zondagavond stuiten we midden in een park op een kiosk met krakende muziek uit de oude speakers, waar jong en oud uit de buurt met elkaar de tango danst.

vrijdag 14 oktober 2011

Cementerio de la Recoleta

In de wijk Recoleta in Buenos Aires ligt het bekende Recoleta Kerkhof, dat in het begin van de negentiende eeuw werd opgericht als eerste publieke kerkhof van de stad. Toen in de jaren zeventig van diezelfde eeuw de gele koorts uitbrak verhuisden de rijken naar deze in het noorden gelegen buurt. Zo werd niet alleen de wijk, maar ook het kerkhof bewoond door de hogere klassen en werd het de rustplek van de "rich and famous" van Argentinië en hun families.
Nou ja, rustplek. Om hier na de dood je rust te vinden zou ik mijn zerk wat achteraf oprichten, want de tuin van de Iglesia de Nuestra Señora del Pilar is een wijk op zich. Gescheiden van de rest van Recoleta door een muur, hekwerk en een imposante ingang met een viertal Dorische zuilen lijkt bij binnenkomst het leven hier gewoon door te gaan. Er zijn op deze bewolkte dag binnen de muren net zoveel toeristen als erbuiten op het plein. Jongeren in schooluniform rennen twee aan twee rond met A4´tjes en fotocamera´s om zo snel mogelijk hun opdracht te vervullen. Een groep Noord-Amerikanen staat uitgebreid en op vol volume het dagprogramma door te nemen, terwijl de gids tegen de rest van de groep gilt dat het volgende graf dat hij zal laten zien echt hi-la-risch is. Iedere toerist die ietwat zoekend om zich heen kijkt, wordt door een medewerker gevraagd of hij of zij het graf van Evita zoekt. Er wordt één graf aangegeven met bordjes, het graf van president Sarmiento, overleden in 1888. Het zal vast een veelbezocht graf zijn, maar het had het vast beter gedaan als er een musical van gemaakt was met, laten we zeggen, John Travolta in de hoofdrol.
Hoe verder verwijderd van de ingang en het centrale plein we door de nauwe straatjes dwalen, hoe meer de rust en het bijbehorende lugubere gevoel het wint van de toeristische hectiek. De meest grootse grafmonumenten zijn hier opgericht. Er zijn schaamteloos complete kerken en gebouwen, versierd met Griekse beelden, ingericht als laatste rustplaats. Sommigen zijn wat verweerd en laten het vervallen interieur zien. We kijken naar binnen en kunnen de grafkelders en kisten, bedolven onder stof en puin, zien liggen. Zoals buiten de muren van het kerkhof de honden (en hun drollen) het voor het zeggen hebben, liggen hier de katten als reïncarnaties hun graf te bewaken.
Als het begint te regenen besluiten we richting de uitgang te gaan. Of misschien toch nog even naar Evita? Om ons beter voor te doen dan we zijn lopen we vastberaden naar de aanwezige plattegrond en kijk ik nonchalant bij de D van Duarte. De eerste blik op de kaart blijkt toch net iets té nonchalant en te kort, want we kunnen het graf niet vinden. We besluiten nog één keer iets langer op de kaart te kijken en onze versie van Op zoek naar Evita nog even voort te zetten. Het lukt, zonder aangesproken te worden door een hulpvolle medewerker. Bij aankomst is Joep toch wat teleurgesteld in de grootsheid van het graf. Ik leg Joep, die de film niet gezien heeft, uit dat alleen al de uiteindelijke plek van haar graf wat contrasteert met haar idealen als rolmodel en strijder voor de "descamisados", oftewel de arme werkende klasse. Daar legt hij zich dan maar bij neer, dat heeft zij tenslotte ook gedaan.

zaterdag 8 oktober 2011

Uritorco

Onze eerste echte hike is eindelijk een feit. We trotseren in de bergen bij Capilla del Monte, ruim honderd kilometer boven de stad Córdoba, de hoogste berg. De Uritorco is 1970 meter en we kunnen hem vanaf een hoogte van ongeveer 1000 meter zonder gids beklimmen. Het is vijf kilometer naar de top en weer vijf kilometer terug. Er zijn onderweg naar boven een zestal rustplaatsen en paaltjes en witgekalkte rotsen wijzen ons de weg. Verder zijn er geen faciliteiten. Er is alleen "berg", volgens de vrouw van het toeristencentrum en daarom moeten we genoeg proviand meenemen. Overigens zijn velen het niet met haar eens. Er is niet alleen "berg", maar er zijn ook esoterische krachten. Bovendien zijn er rond de berg vreemde lichteffecten gezien en zelfs UFO´s. Wij houden het vooral op "berg" en laten de commerciële uitbuiting van de sterke verhalen, in de vorm van stenen met krachten en allerlei zentherapieën, links liggen.
Onze klim gaat voorspoedig. Volgens de meegekregen informatie zal de weg naar boven zo´n drie tot vier uur duren. We halen het binnen de drie uur met ook nog zo nu en dan een moment van rust om van het uitzicht te genieten. Niet alleen de paaltjes en de rotsen wijzen ons de weg, maar we worden ook vergezeld van een roedel honden waarvan het lijkt alsof ze dit kunstje vaker geflikt hebben. Als ze merken dat ze van ons geen eten krijgen, druipen ze één voor één af naar een ander stel sportievelingen.
Bij ons vertrek is de lucht nog koel en het waait hard. Bij de daling merken we dat de zon weer op de oude vertrouwde Cordobese sterkte is gekomen. De daling is sowieso niet mijn favoriete deel van een bergwandeling. Ik meen in het dagelijks leven toch verre van motorisch gestoord te zijn, maar zet mij op een berg met mijn neus naar beneden en ik verander in een bewegingsgestoord monster. Teleurgesteld, omdat ik op de top merk dat de route naar beneden dezelfde weg terug is, merk ik op dat ik niet begrijp waarom de beklimming drie tot vier uur zou duren en de indicatietijd van dezelfde weg naar beneden maar drie uur is. Dalingen zijn wat mij betreft misschien conditioneel niet zo pittig, maar het vergt net zoveel inspanning. In mijn geval is dit ook te wijten aan mijn hoogtevrees, wat ik liever "valangst" noem. Joep snapt dit niet en zegt dat ik gewoon moet lopen en niet na moet denken. En daar gaat hij: hop, hop, hop, alsof hij een trap afloopt. Ik raak snel achterop. Om de twee passen sta ik een nieuwe tactiek uit te denken. Hoe zal ik de volgende stap nemen? Die grote gladde steen of toch die platte? Maar misschien ligt die los. Vaak maak ik de verkeerde keuze en glij ik alsnog, als een tekenfilmfiguur die een rolschaats over het hoofd ziet, op één been balancerend de berg af. Ik maak er een ware vijf sterren denksport van.
Gelukkig leer ik snel, maar net als ik denk het steensoort onder de knie te hebben, verandert de ondergrond en duurt het weer even voordat ik mijn nieuw uitgedachte ritme vind. Joep kijkt hoofdschuddend toe en spreekt me bemoedigend toe dat ik na vijf hikes het afdalen helemaal gewend zal zijn. Ik hoop het, want ik heb nu alweer zin in de volgende. Ondanks het denkproces bij de afdaling raakt mijn hoofd helemaal leeg en lukt het me om niet alleen naar mijn voeten en de grond te kijken, maar ook om me heen. En ja, we zijn een kwartiertje sneller in het afdalen dan in het beklimmen en we zijn gelukkig niet ingehaald. Toch het wedstrijdelement en het fanatisme. Al met al was het een succesvolle eerste hike. Dat er nog velen mogen volgen, op z´n minst vijf.

dinsdag 4 oktober 2011

Ode aan Matías en Catalina

Vlak voordat Joep en ik in de nachtbus van Resistencia naar Córdoba stappen stuur ik studievriend Matías een mail dat we de volgende dag in zijn woonplaats zullen aankomen. Meteen die zaterdagavond staat hij, samen met zijn zus Catalina, voor ons hostel om ons op te halen voor een hapje en een drankje. Op zondag halen ze ons op voor een bezoek aan een stadje op 45 minuten rijden verderop: Alta Gracia. Ze laten ons kennismaken met de Argentijnse heerlijkheden, we bezoeken een Jezuïetenvesting en het huis waar Che Guevara is opgegroeid. Ze vertellen ons alles wat we willen weten en nemen ons aan het eind van de dag ook nog mee naar één van de beste ijszaken van Córdoba. Wánt, we hebben geleerd, een Argentijnse zondag is geen zondag zonder ijs.
Zo spenderen zij veel van hun kostbare vrije tijd aan ons. In het Argentijnse bedrijfsleven denkt men namelijk dat hoe meer de werknemer aanwezig is, hoe productiever. Daarom heeft een starter na één jaar recht op maar liefst twee hele weken vrij en dat elk jaar. Na vijf jaar bij dezelfde werkgever prijzen ze zich gelukkig met drie weken vrij per jaar.
We amuseren ons kostelijk met de twee. Catalina, een pittige tante, die veel jaren van haar leven in Nederland heeft gewoond en Nederlands als haar tweede moedertaal heeft en Matías, die ook in Nederland geboren is, maar er veel minder tijd heeft doorgebracht en mede door zijn perfectionisme zijn accentloze Nederlands liever laat voor wat het is, vormen een geweldig stel. In de auto amuseer ik me kostelijk met hun gekissebis over wat we gaan doen, wie nú iets moet verzinnen om te doen en over de route. Als de auto bij een flinke hellingproef een tegesputterend geluid maakt, vraagt chauffeur Catalina waarom de auto dit geluid maakt. ´Waarom moet ík dat weten?´vraagt Matías. ´Nou, mannen weten dat soort dingen,´ antwoordt ze, waarop haar broer zegt: ´Ik niet, ik ben van de literatuur.´
Deze interesse haalt hij ook aan als Catalina en Joep met hun camera´s in de weer zijn en wij een beetje rondlopen op de buitenplaats van de Jezuïetenvesting. Zij zijn van het beeld, wij van de woorden. Daarom Catalina en Matías, voor jullie dit bedankje in woorden. We hebben ons mede door jullie enorm vermaakt in Córdoba. En Matías, woensdag was een leerzaam en gezellig afscheid, tijdens de bijeenkomst op je Universiteit en vooral tijdens het biertje erna. We houden contact. Muchas gracias, nos vemos.

zaterdag 1 oktober 2011

Dilma´s verloren zoon


Het is bijna 23.00 uur en we wachten in Resistencia, Argentinië, op de bus naar Córdoba, die om 22.35 uur had moeten vertrekken. We worden toch wat onrustig, want door ons gehop van Brazilië, naar Argentinië, naar Paraguay, naar Argentinië, zijn we ineens niet meer zo zeker van de tijdzone waarin we ons bevinden. We zijn al uren vantevoren op de busterminal, omdat we uitgekeken en -gehangen waren in de stad en we het koud kregen na zonsondergang. Het zal daarom vreselijk balen zijn als we ons toch vergist hebben en onze bus ruim een uur gelden voor onze neus vertrokken is. Een klok is in geen velden of wegen te bekennen, dus ik besluit te kijken of in het kantoortje van de busmaatschappij het licht nog brandt. Een vriendelijk halfkalende man in Crucero del Norte-overhemd weet me te vertellen dat de bus een uurtje vertraagd is. Hij kijkt nog even de tickets na en ja, het klopt. Een uurtje.
Als ik terugga om Joep het goede nieuws te vertellen en naast hem op het bankje wil gaan zitten, komt er een vrouw naar ons toe. Ik schat haar een jaar of 65. Haar ogen staan droevig achter de donkeromrande rechthoekige bril. Haar subtiel geblondeerde haar hangt langs haar gezicht en in een pony voor haar voorhoofd. ´En nu kom ik het slechte nieuws brengen,´ zegt ze en ze lacht lief. Omdat ik nog met mijn hoofd bij de bus zit, leg ik meteen de link en denk dat ze ons komt vertellen dat de bus niet meer gaat rijden. ´Ik heb jullie een tijdje geobserveerd en ik ben net huilend naar het toilet gegaan.´ Ze begrijpt uit Joep´s reactie dat hij haar niet begrijpt en gaat aan de andere kant naast hem zitten. ´Hij lijkt zo op mijn zoon,´ zegt ze tegen mij. ´Mijn enige zoon is bij een ongeluk overleden. Ik heb net zijn graf bezocht hier 120 kilometer vandaan. Hij had samen met mijn jongste dochter een ongeluk en zij is er bovenop gekomen, maar hij is overleden. Oh, mijn enige zoon. En hij lijkt zo op hem. Ik weet dat hij het niet is, maar even dacht ik... En hij had ook altijd zo´n pet op.´ Inmiddels begin ik me af te vragen hoe ze een gelijkenis kan zien met een gezicht dat zo onder het haar zit. Tenzij haar zoon ook een baard had, dan begrijp ik het. Alle mannen met baarden zien er hetzelfde uit en Joep is nu al een tijdje één van hen.
De vrouw wil graag onze namen weten en stelt zich voor als Dilma. Ze vertelt dat ze vijf dochters heeft. De oudste is de veertig gepasseerd en de jongste is 27, vrijgezel en woont nog bij haar moeder. Dilma is, zoals de meeste Latijns-Amerikanen, een echt familiemens. Ze staat op om een foto van haar jongste dochter samen met haar overleden zoon uit haar bagage te halen. In een houten reislijstje zit een ronde foto van haar twee kinderen. De jongeman heeft geen baard, maar wel een lang hoofd, zoals dat hoort bij een lang lijf. Daar houdt de vergelijking wat mij betreft mee op. Ze lijkt mijn gedachte te kunnen lezen en zegt: ´Van voren lijken ze misschien minder op elkaar, maar en profil precies.´ Ik til Joep´s pet op om nog een verschil te laten zien en ze zegt: ´Oh ja, mijn zoon had heel veel haar, maar ook zo heel kort.´ Ze wil het echt heel graag zien.
Dilma vertelt dat ze ervan overtuigd is dat ze hem weer tegenkomt in het hiernamaals. Ze is Katholiek, daar gelooft ze in. Ze vraagt of wij ook Katholiek zijn en citeert nog een stukje Bijbel. Ze legt uit dat ze veel geeft om de natuur en vindt het een wonder hoe God de mens heeft geschapen en wat de mens onderscheidt van de dieren. Dat wij hier zo met elkaar kunnen praten. Ze zegt dat ze graag leert, veel leest en graag gesprekken aangaat zoals nu met ons. ´Ik zag dat jullie goede mensen zijn, maar niet iedereen is goed. Er zijn veel vervuilde geesten.´ Fel steekt ze haar vinger op en vervolgt: ´Maar ik ben geen racist, nee, nee, iedereen is gelijk. Er bestaat geen blauw bloed, ieders bloed is rood.´
We merken dat ze de hele avond naast ons zou kunnen blijven zitten, mijn koude handen vasthoudend, in Joep´s been knijpend. Toch besluit ze afscheid te nemen. ´Ik laat jullie,´ zegt ze. Ze geeft ons ieder twee zoenen. ´In Argentinië doen we er twee, en jullie?´ Ik vertel dat wij er elkaar drie geven, maar dat mannen het onder elkaar houden bij een vriendschappelijke schouderklop. ´Nee, hier zoenen mannen elkaar ook. En dat vind ik goed hoor, vriendschappelijk dan, hè.´ Dilma trekt haar voorhoofd op en er schiet haar iets te binnen. ´Net op het damestoilet zag ik een man, ik moest goed kijken, op zúlke hakken. Hij was zich aan het opmaken.´ Afkeurend schudt ze haar hoofd. ´Nee,´ zegt ze. ´Die mensen zijn ziek.´ Tijdens dit afscheid moet ik toch mijn beeld van tolerante, sociale Dilma iets bijstellen.
Na deze onderbreking maakt ze opnieuw aanstalten om afscheid te nemen. ´Het ga jullie goed. Geniet van jullie reis en let goed op elkaar.´ Haar wenkbrauwen gaan wederom omhoog en ze verwijst waarschuwend naar een rampscenario uit het nieuws. ´Hebben jullie het niet gehoord dan, van die Fransen in Salta? Wat vreemd, het was veel in het nieuws.´ Ze praat ons nog even bij over deze gebeurtenis uit het nieuws, aangevuld met haar eigen inbreng en geruchten. Ik besluit niet heel aandachtig te luisteren.
In mijn ooghoek zie ik onze bus aankomen. ´Is dat jullie bus? Ja, ga maar.´ Ik stel haar gerust en zeg dat we goed op elkaar zullen letten. ´Ja, en zorg goed voor hem, het is een beetje mijn zoon. Wie weet kruisen onze wegen elkaar nog eens.´ Ja wie weet Dilma, wie weet.

Paraguay voor Dummies

De meeste trotters door Zuid-Amerika slaan Paraguay over. Het ligt net als buurland Bolivia niet aan zee en heeft daarom niet, zoals veel andere landen op het continent, bruisende stranden. Bolivia heeft daarentegen grote toeristische attracties, zoals de zoutvlakten, het Titicacameer en de hoogstgelegen hoofdstad. Toch trekt het ons aan. Niet vanwege de nationale voetbalgekte, maar we zijn toch in de buurt en we weten dat Paraguay het meest pure Zuid-Amerikaanse genoemd wordt. Het heeft nog de meeste oorspronkelijke bewoners en naast het Spaans is Guaraní een officiële taal.
Omdat we tijdens onze week Paraguay alleen drie steden aandoen, zien wij de aanwezigheid van de Indiaanse bevolkingsgroepen voornamelijk in de tegenstellingen. In de hoofdstad Asunción wordt midden op een kruispunt de chaufeur van een glanzend zwarte 4WD bekeurt waarachter een bestuurder op zijn paardenkar zit te wachten tot hij door kan. Op een centraal plein kamperen Indiaanse families met kinderen, in protest tegen regeringsplannen die ervoor gaan zorgen dat velen onteigend worden van hun land, terwijl op een ander plein, tegenover een imposant regeringsgebouw, met een concert en toespraken de nationale jongerendag gevierd wordt.
Paraguay heeft absoluut toeristische trekpleisters, maar ze weten deze goed te verbergen. Het pension in Asunción waar we verblijven heeft geen enkele signalering aan de buitenkant. Geen naam, geen H, niets doet vermoeden dat toeristen hier aan kunnen bellen. Daarnaast is men de omgang met buitenlandse toeristen niet gewend en wordt verwacht dat we alles weten van de dagelijkse gang van zaken in het land en alles kunnen vinden. Als ik aan een buschaufeur in Encarnación vraag of hij naar Trinidad gaat, antwoordt hij met een éénlettergrepig gemompel wat, wat mij betreft, zowel ja als nee als misschien kan betekenen. Na nog een keer vragen en een niet uitnodigende blik neem ik aan dat het een nee was. We vinden na wat gedrentel om het busstation eigenhandig een bus die wel die kant op gaat. Als ik in de rammelende bus op luide toon en duidelijk articulerend aan de bijrijder vraag of hij een seintje kan geven als wij onze bestemming bereikt hebben, hoop ik na het uitblijven van een antwoord dat we niet zoals de vorige keer aan het eind weer mee terug moeten.
Trinidad staat bekend om de Jezuïetenruïnes, waarvan we bij aankomst in het plaatsje bijna vermoeden dat ze tóch nog niet opgegraven zijn, als ware het een grap van de Lonely Planet. Op onze weg van Ciudad del Este naar Encarnación dacht ik toch echt een bordje langs de weg gezien te hebben. Als we de weg de andere kant op rijden ontbreekt elk spoor. Gelukkig stopt de bus wel voor ons (lees: remt voor ons af) en de bijrijder wijst nog snel in welke richting we moeten lopen. Na een tijd lopen vermoeden we dat we toch ergens een zijweg in hadden moeten slaan. De ruïnes staan sinds 1993 op de Werelderfgoed lijst van Unesco en daarom had ik in het plaatsje zelf ook een aanwijzing verwacht. Trinidad is bepaald niet dichtbehuisd of -bevolkt, maar ik vind toch een bouwvakker en later nog een boer om de weg te vragen. We hadden de eerste links in moeten slaan. Als we de ruïnes eindelijk vinden, moeten we nog op zoek naar de ingang. Daar aangekomen blijkt dat we de enige twee bezoekers zijn. De reden hiervoor kan de regenachtige dag zijn, de slechte bewegwijzering of een combinatie van die twee, maar wij vermoeden dat dit nooit een druk bezochte plek is geweest. Dit vermoeden wordt bevestigd door een aanval van een paar vogels, omdat we door hun broedgebied lopen.
Voor iedereen die van plan is Paraguay te bezoeken de volgende tips:
- zoek vantevoren uit waar de interessante plekken zich bevinden of neem een reisgids over het land mee;
- leer Spaans en het liefst ook Guaraní;
- leer omgaan met het miljonairschap, dat ben je namelijk zo in de Paraguayaanse munteenheid de Guaraní;
- wees geduldig;
- zet de knop om en geniet vooral van alle verbazingwekkende en verrassende gebeurtenissen.

dinsdag 27 september 2011

Ciudad del Este: de supermarkt van Paraguay

Na het Argentijnse en Braziliaanse natuurgeweld van de watervallen, storten we ons in het stedelijk geweld van Ciudad del Este in Paraguay. Hoewel deze stad van bijna 400.000 inwoners maar een brug verwijderd is van Brazilië, merken we meteen dat we dat land achter ons gelaten hebben. In deze stad heerst de Braziliaanse chaos in het kwadraat. De straten liggen er een stuk smeriger bij en ook de mensen reageren anders op ons exotische wezens.
Ciudad del Este wordt De Supermarkt van Paraguay genoemd. En dan wordt er niet de vergelijking gemaakt met de nette AH of iets minder nette Aldi, maar een supermarkt in de letterlijke betekenis van het woord: een SUPER-markt. Vanaf de Paraguayaanse douane aan het eind van de brug begint meteen een hoofdweg met aan de rechter- en linkerkant, parallel aan de "vaste bebouwing" van winkels en banken, een paar rijen marktkramen. Tussen die twee zijden dendert het verkeer alle kanten op. De zijwegen zien er ongeveer hetzelfde uit, met een rij kramen minder en eenrichtingsverkeer. Waar nog maar een gaatje te vinden is staat Jan met de pet met zijn kar met fruit of zijn klaptafel met chipa (Paraguayaanse lekkernij). Voor de banken en sommige "vaste" winkels staat bewapende bewaking. De koopwaren verdienen geen originaliteitsprijs; sofahoezen, electronica, horloges, sokken, ondergoed en natuurlijk de eeuwige thermoskan met bijbehorende beker en lepel die ook functioneert als rietje, oftewel termos, matero y bombilla. Dat laatste is hier een belangrijk accessoire en zonder hoor je er eigenlijk niet bij. Ze zijn er in veel kleuren en designs, hoewel ik hier nog wel een spreekwoordelijk gat in de markt zie. Het is bovendien niet alleen een sierobject, maar er wordt ook driftig gebruik van gemaakt. Het dient om de eigen mate of de koude variant tereré in te maken, vervoeren en uit te drinken.
Op straat, en al in en uit de stadsbussen springend, verkopen jonge kinderen koek, snoep, cake en appels. Vooral de appeljongens fascineren me. Met grote manden vol, opgehoogd met stukken karton, slepen ze over straat en springen ze de bussen in, in de hoop een paar appels te verruilen voor Guaranies. Ondanks dit volwassen leven vinden ze af en toe nog tijd om met elkaar te stoeien op straat en op het busstation.
Na één nacht gaan we door, verder naar het zuiden van Paraguay. We nemen een stadsbus naar de busterminal. De stadsbussenvloot bestaat uit stokoude Mercedes Benz-bussen met neus, beschilderd alsof ze óf gebruikt zijn tussen de Volkswagenbusjes om in de jaren 70 naar het Midden Oosten te rijden, óf om een kermisfamilie te vervoeren. De  Mercedes logo´s staan er als peacetekens opgeschilderd samen met alle andere felgekleurde decoratie en namen zoals "Rocio, Carolina y Deisy" of "Jesús y María". De bussen maken zoveel herrie door de oude motoren, gare versnellingsbakken en alle loszittende onderdelen, dat het onmogelijk is een gesprek te voeren of de buschauffeur te horen als hij zegt dat we bij de busterminal aangekomen zijn. We blijven daarom zitten en mogen aan het eind van de rit weer mee terug. Dubbel zoveel plezier!

woensdag 21 september 2011

De Iguazu Watervallen

Onze laatste stop in Brazilië maken we in het stadje Foz do Iguazu. Een stad die, net als het nabij gelegen Argentijnse plaatsje Puerto de Iguazu, overspoeld wordt door toeristen. De reden hiervoor is de inmense en talrijke watervallen van Iguazu. Op de eerste dag besluiten we zelf de busreis te ondernemen naar de Braziliaanse kant, die van een grotere afstand een uitzicht biedt op de watervallen.
De tweede dag gaan we op pad met een gids, Gil. Gil, gewapend met snor en paraplu, brengt ons eerst over de grens en zorgt hierbij voor de benodigde stempels in onze paspoorten om ons vervolgens bij de eerste attractie af te zetten: het drielandenpunt Argentinië, Brazilië, Paraguay, dat niet te vergelijken is met het Nederlandse equivalent in Vaals. Waar het je daar lukt binnen een paar seconden alle drie de landen aan te raken, worden hier de landsgrenzen aangegeven door twee brede rivieren. Het is een hele klus om ook maar binnen een dag de drie landen te betreden, te meer door de grensprocedures die gelden voor ons Europeanen. Het drielandenpunt bestaat hier daarom drie keer en biedt ons vanuit het ene land uitzicht op de twee anderen.
Na deze ervaring en de nodige kiekjes brengt Gil ons naar het Argentijnse watervallenpark. Dit park heeft meerdere routes, deels lopend, deels per treintje af te leggen. Volgens Gil moeten we eerst naar "La Garganta del Diablo", oftewel "Devil´s Throat", want deze sluit als eerste. Na een ritje met een treintje dat zo volgestouwd wordt dat het nog nauwelijks vooruit komt, lopen we als een hele grote familie eenden achter elkaar over een brug van ongeveer een kilometer lang. De stalen roosters steunen op zwaar beton in het steeds heviger stromende water. We grappen over onze moeders, die zeker niet gedurft hadden hier overheen te lopen. Stiekem vinden we het zelf ook spannend, helemaal als we stukken brug zien van een oude route, verwoest bij een overstroming in 1992. Bovendien is de huidige route pas vandaag weer opengesteld, nadat hij een week dicht is geweest vanwege hoog water. Terwijl ik in regelmatige tred doorstap en niet probeer te denken aan wat de mogelijke gevolgen zijn als ik in het water val, komen aan de andere kant ons oude mensen tegemoet, die duidelijk een stuk slechter ter been zijn en voor de tweede keer de brug trotseren. Argentijnse schoolklassen met om de drie leerlingen een thermoskan mate in de hand, zijn net als de oudjes alweer op hun weg terug. Ook zien we de nodige botoxhoofden en neptieten op witte gympen de brug overlopen, die het hier wel lukt van het natuurschoon met al haar verval te genieten.
Als we aankomen bij "Devil´s Throat" krijgen we van Gil twintig minuten om te watervallen te bekijken. De naamgeving van dit natuurverschijnsel omschrijft nog het beste hoe het eruit ziet. Van alle kanten stort het water zich hier meters naar beneden. Wij staan bovenaan en kunnen door de weer opspattende nevel het eind van de waterstroom niet zien. Na de beleving van dit geweld zet ik de doemscenario´s uit het hoofd en leg ik de rest van de routes af zonder angst.
De hoge route leidt ons over de bovenkant van de watervallen en de lage route leidt ons daar langs de stromen waar het water in volle kracht naar beneden komt. Het geluid is oorverdovend en Joep merkt op dat dit geweld er altijd zal zijn. Je kunt ze niet uitzetten. Het klinkt als een constante stroom van heftig geruis met daar onder iets dat lijkt op een constant voorbij razende vrachtwagen.
Terwijl Gil de andere mensen op de boot zet kunnen wij onze gang gaan. Terug bij de uitgang vergeven we Gil dat zijn inbreng voor ons het geld niet waard is geweest, want wat had hij met woorden nog toe kunnen voegen aan deze ervaring? Ook ik kan de kracht van dit natuurverschijnsel maar moeilijk omschrijven en zelfs Joep´s prachtige foto´s dekken de lading niet.
Op de terugweg leidt Gil ons weer vlekkeloos langs de douane en zorgt voor de "salida" stempels in onze paspoorten.

dinsdag 13 september 2011

Carlos: self-made Europeaan

In de streekbus van Paraty naar Trinidade maken we kennis met Carlos, of beter gezegd, Carlos maakt kennis met ons. Hij heeft een Europeaans uiterlijk en benadrukt dit door een gelijkenis te zien in zijn "haardracht" met het "kapsel" van Joep. Ook zegt hij Spaanse en Portugese voorouders te hebben. Carlos spreekt een aardig mondje Duits en weet ons al snel te informeren over de Nederlandse bijdrage aan de verovering van "De Nieuwe Wereld". Hij weet er duidelijk meer over dan wij. Dat komt omdat hij erover gelezen heeft.
Als Joep vraagt waar hij Duits heeft leren spreken vertelt hij dat een Duitse vriend hem een leerboek gaf. Zelf kocht hij nog een stel woordenboeken en zo studeerde hij. Naast Duits en zijn moedertaal Portugees spreekt hij ook Spaans en Frans begrijpt hij. Duits, Nederlands en Deens vindt hij romantische talen en na zijn geschiedenisles gaat hij door met de verheerlijking van Europa en haar inwoners. Nederland is zo mooi met de prachtige bloemenvelden en de oude gebouwen aan de grachten. En de molens, zo romantisch. Hij heeft het allemaal gezien. Alles is er zo netjes en geordend en de mensen daar zijn zo goed gemanierd. Niet zoals hier. De mensen hier zijn niet beschaafd. Niet alleen in Brazilië, maar in heel Zuid-Amerika wordt er een nieuwe god aanbeden: Geld. Deze god haalt het slechtste in de mensen naar boven, de mensen die van nature al barbaars zijn. De beschaving, zoals in Europa, kennen ze hier niet. Daar kunnen ze netjes met geld omgaan, hier wordt er alleen maar bedrogen en geroofd. Hij noemt ook de drugscriminaliteit. Zijn kinderen, een zoon en een dochter, heeft hij naar Duitsland gestuurd om te studeren in de overtuiging dat ze op deze manier nog iets van de Europese opvoeding en beschaving meekrijgen.
Als de bus door zijn woonplaats rijdt onderbreekt hij zijn zwart-wit relaas. ´Daar, daar,` wijst hij, ´daar staat mijn huis.` Hij wijst enthousiast naar iets dat nog het meest lijkt op een Zwitsers chalet. We knikken en glimlachen met geveinsde bewondering. ´Stop, stop,` gilt hij door de bus, ´hier moet ik eruit!` Een medereiziger trekt voor hem beschaafd aan het touwtje dat de buschauffeur laat weten dat iemand eruit wil. Carlos neemt gehaast afscheid en struikelt al joelend de bus uit.

Veiligheid

Bij het kenbaar maken van mijn plannen om naar Latijns-Amerika te gaan, werd er vaak gevraagd naar de veiligheid in het betreffende land. Het schijnt er toch vaak corrupt te zijn. Bovendien hoor je veel over (drugs)criminaliteit, berovingen, andere gevallen van toeristje pesten en verongelukte bussen. De mensen die waarschuwen hebben veelal zelf nog nooit voet op dit continent gezet. Daarom een korte uiteenzetting van mijn ervaringen tot nu toe op het gebied van veiligheid in Latijns-Amerika.
Zowel op Cuba als in Lima als in Rio de Janeiro worden we tot in den treure gewaarschuwd en ingelicht over de gevaren die op de loer liggen. Niet alleen de thuisblijvers, maar ook de reisgidsen en locals werkzaam in de toeristenbranche dragen hier een steentje aan bij. Daarom proberen we als brave toeristen niet te koop te lopen met onze westerse rijkdommen, geen waardevolle bezittingen mee te nemen naar het strand, niet ´s avonds laat met het plaatselijke openbaar vervoer te reizen en geen afgelegen doodlopende straatjes in te lopen. Zouden wij dit zonder alle waarschuwingen wel doen? Ik weet het niet. Het blijft een kwestie van het gezond verstand gebruiken. Toen laatst in Rio een groepje jongetjes (high en wel) ons naar de tijd vroeg hebben we onze schouders opgehaald. Had Joep zonder de kennis van de gevaren wel zijn iPhone uit zijn zak gehaald? En hadden ze deze dan uit zijn handen gegrist en overgegooid totdat het toestel uit ons zicht verdwenen was? We zullen het nooit weten. De enige ervaring die ik heb met straatcriminaliteit is een beroving in de Utrechtse lijnbus en de verhalen over gestolen fietsen aldaar kan ik inmiddels niet meer tellen.
Naar de grootte van de kans op het worden van slachtoffer van een beroving of overval blijft het gissen. We doen er alles aan om het te voorkomen, maar constant schichtig om ons heen kijken maakt de kans niet kleiner en de reis er niet leuker op. Natuurlijk vallen we op hier en zijn we daarom een gemakkelijkere prooi. Ik, grote Europese vrouw, loop met een man van bijna twee meter lang op bergschoenen door een Zuid-Amerikaanse stad. Echter hebben we ons tot nu toe nog niet bedreigd gevoeld. Op Cuba was het een sport de toeristen in de val te lokken, in Lima was het lastig ongestoord op een bankje te zitten, maar hier in Rio worden we met rust gelaten, of in het beste geval goed geholpen. Ik vind het al met al een prettige stad, een monster van een stad, maar een stad met charme.

Ook een grote rol voor het gevoel van veiligheid speelt het verkeer. Voor ons als perfect georganiseerde Nederlanders, die deze ordening tot in de puntjes hebben doorgevoerd in het verkeer, moeten even slikken bij de chaos op de Latijns-Amerikaanse wegen. Bovendien stel je hier, net als in Lima en waarschijnlijk net als in alle Latijns-Amerikaanse metropolen, niets voor als ongemotoriseerde verkeersdeelnemer. Daarna geldt, hoe groter en hoe harder, hoe machtiger. Een studiegenoot uit Argentinië vergeleek de organisatie van het verkeer eens met de voedselketen, waarbij in Latijns-Amerika de bussen en de vrachtwagens bovenaan staan en in Nederland deze plek gereserveerd is voor de fietser. Waar ik me blijf verbazen over de roekeloosheid van de groten, verbaasde hij zich over de agressie die klinkt uit het gerinkel van een fietsbel.
Het gevoel van verkeersveiligheid stelt zich bij naarmate de tijd vordert. Nu staan we nog hulpeloos bij elke kruising de oversteekplaats te zoeken en dan te wachten, eindeloos te wachten voor het rode licht, totdat iedereen ons voorbij gelopen of gerend is en het uiteindelijk groen wordt. Misschien dat we straks, net als de locals een hogere plek in de voedselketen afdwingen en we ons steeds zelfverzekerder door de Latijns-Amerikaanse steden weten te begeven. Een gevoel van veiligheid is deels af te dwingen en zelf te creëren, met wat oplettendheid en ervaring

Lagoa Rodrigo de Freitas

Een oase van rust waar omheen de drukte van het moderne leven raast. Ik stel me voor dat het midden op het meer bijna stil is en je alleen het soppen van het water hoort dat door het mechanisme van de zwaan-waterfiets gaat. Hoe verder je naar de oever gaat, hoe meer je weer onderdeel wordt van de drukke stad. Dit zoutwatermeer is omringd door een loop-/fietsroute van acht kilometer. Hier lopen of fietsen de welgestelde Cariocas (inwoners van Rio) hun rondje, drinken ze melk uit een gekoelde kokosnoot om vervolgens terug te keren naar hun luxe, omheinde appartement. Hier omheen raast het verkeer door.
Het meer ligt in het zuiden van de stad. Het deel van de hogere klassen en het deel van de bekende stranden van Ipanema, surfstrand, en Copacabana, waar we op de boulevard met aan de ene kant een drukke weg en aan de andere kant het witte zand, een keur aan mensen tegenkomen. Toeristen en locals, flanerend, fietsend of hardlopend, in alle soorten en maten. Opvallend is dat er om de 200 meter een toestel staat waar je je spieren kunt rekken. De sfeer is ontspannen, ongedwongen en ook hier drinkt iedereen chopp of melk met een rietje uit een kokosnoot.
Dit deel van de stad lijkt voor de Cariocas heerlijk om te wonen en is voor de toeristen een heerlijke plek om te ontspannen en te feesten. Wij nemen na een fikse wandeling rond het meer en langs de stranden, de metro weer terug naar het noorden.

Santa Teresa

Via de Escaderia de Selarón, een trap die door een Chileense kunstenaar gedecoreerd is met meer dan 2000 tegels uit verschillende landen, bereiken we de boheemse buurt Santa Teresa. Deze buurt maakt, net als de buurt waar we overnachten en het centrum, deel uit van het noorden van Rio de Janeiro. Het deel van de middenklassen en lagere klassen. Het deel van meer armoede, maar ook het meer artistieke en levendige deel.
Toch liggen de steile straatjes er op dit uur van de dag stil bij. We wagen de klim door de buurt en worden getrakteerd op mooie uitzichten over de stad, een kijkje in een muziekschool, en een stevig potje voetbal met uitzinnige toeschouwers.

dinsdag 6 september 2011

Welkom in Zuid-Amerika

´Normaal rijd ik er dertig minuten over, nu twee kilometer in anderhalf uur. Twee kilometer in anderhalf uur... Ik sta stil op het viaduct. ... Ja, ja... Twee kilometer in anderhalf uur. Op de heenweg ook al... Op het viaduct... Ja, maar twee kilometer in anderhalf uur, zo doe ik er twee uur over en ik krijg hoe dan ook 75 reales, of ik er nu twee uur of dertig minuten over doe... Maar 75 reales, ruim twee uur... Ja, ja, goed.´ Klik.

Onze chauffeur van de pick-up service besluit over een stuk verdrijvingsvlak het stilstaande verkeer in te halen en bij het voorste deel van de file aan te sluiten. Velen volgen zijn voorbeeld. Tweebaanswegen worden zomaar vierbaanswegen en als het echt niet anders kan gaan we weer naar twee. De weg voor ons komt vrij en vol gas scheuren we van links naar rechts, via het midden toch weer naar links, eh rechts. De rozenkransen aan de spiegel bungelen in tegengestelde richting mee. ´Dubbel zoveel kans dat Deus me bijstaat´, moet hij gedacht hebben. Auto´s, bussen, taxi´s met groot licht, mistlicht, zonder licht en alles wat daar tussenin zit halen ons in en rijden we voorbij. Het meisje in de bijrijdersstoel, een jaar of achttien, dat in de file me wist te verblinden met het licht van de laptop op haar schoot, tegelijk haar smartphone bedienend, vraagt me waar we ook alweer afgezet willen worden. Ik haal het adres uit mijn tas en als ze het A4´tje aan haar vader doorgeeft vraagt hij op gedempte toon: ´Zijn het Amerikanen?´ ´Nee´, zegt zijn dochter, ´het zijn Nederlanders.´ ´Aah, Nederland, voetbal, Brazilie, aiaiai!´ We lachen allevier maar wat en komen uiteindelijk bij ons hostel aan. We bedanken elkaar en Joep betaalt. 75 Reales, geen geld voor dit twee uur durend warm welkom in Zuid-Amerika.

donderdag 1 september 2011

Afscheid

Afscheid nemen is het stomste dat er is. Tranen, onhandige omhelzingen, goed bedoelde waarschuwingen, vragen en dubbele gevoelens verpesten de voorpret. Als je aan reisvoorpret denkt, denk je aan de reisgids uitpluizen, een onderkomen boeken, een bikini kopen en nog een nieuwe zonnebrandcrème aan je collectie toevoegen. In onze praktijk kwam het neer op de reisgids bewaren voor onderweg, even snel een hostel boeken voor de eerste nachten, een bikini uit de kast trekken en met het idee 'in Zuid-Amerika zijn er ook winkels' pakte ik de toilettas in.
Natuurlijk hebben wij onze voorpret gehad. Vijf jaar geleden begonnen we erop los te fantaseren, een paar maanden geleden kwam het besef dat het volgende vliegtuig bestemming Latijns-Amerika zou hebben, een paar weken geleden begon onze uitrusting vorm te krijgen en een paar dagen geleden vonden we een leuk stel dat op ons huis wil passen.
Waar je elkaar bij een korte vakantie even een schouderklopje geeft terwijl je iemand een goede reis wenst of elkaar tussen neus en lippen door een fijne vakantie wenst, was dit keer voor het afscheid een grotere rol weggelegd in de voorpret. Alle clichés op het gebied van waarschuwingen en niet te beantwoorden vragen naar onze plannen zijn de revue gepasseerd. Soms voelde ik me wat ongemakkelijk, maar ik besef nu dat alle woorden uit het hart kwamen. De clichés krijgen betekenis en ik voel dat ik mensen ga missen en dat wij gemist gaan worden. Met deze nieuwe betekenis die afscheid nemen voor me gekregen heeft, is afscheid nemen toch niet zo stom meer. Afscheid nemen is eigenlijk heel fijn.

vrijdag 12 augustus 2011

Veni Vidi Scripsi

Julius Caesar had slechts drie woorden nodig om het thuisfront te berichten over zijn avontuur: "veni vidi vici". Ruim 2000 jaar later, maakt het aantal woorden, maar vooral de afstand die deze woorden moeten overbruggen, niet meer het verschil. Jullie willen vooral weten of het allemaal goed met ons gaat op het andere halfrond, of we niet in zeven sloten tegelijk lopen en als we dit toch doen, of we er dan een vermakelijk bericht over hebben gepubliceerd, geillustreerd met bijbehorende foto.
Met dit weblog houden we jullie op de hoogte van onze avonturen. We zullen er net als Julius niet te veel woorden aan vuil maken, maar wel foto's plaatsen en zo jullie laten meegenieten van onze droomreis door Zuid-Amerika. Carin kwam, zag en schreef. Joep kwam, zag, maakte een (woord)grapje en schoot een mooie foto.